zondag 20 maart 2022

Collectegebed derde zondag Veertigdagentijd - "wil ons in uw barmhartigheid telkens weer oprichten"


Collectegebed derde zondag van de Veertigdagentijd
Deus, omnium misericordiarum et totius bonitatis auctor,
qui peccatorum remedia
in ieiuniis, orationibus et eleemosynis demonstrasti,
hanc humilitatis nostrae confessionem propitius intuere,
ut, qui inclinamur conscientia nostra,
tua semper misericordia sublevemur.
God, alle goedheid en barmhartigheid vindt haar oorsprong in U:
Gij leert ons dat vasten, gebed en vrijgevigheid middelen tegen de zonde zijn.
Zie genadig naar ons, zwakke mensen, die onze schuld belijden;
onder onze fouten gaan wij gebukt,
maar wil ons in uw barmhartigheid telkens weer oprichten.
L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
Het collectegebed gaat terug tot op het Gelasianum Vetus f. 249 (Vat. Reg. lat. 316, 1e helft 8e eeuw) en andere contemporaine codices (E.Moeller, J.M.Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum II, Pars I, Turnhout 1993, nr. 1289) en heeft sinds de postconciliaire liturgische hervorming voor het eerst een plaats gekregen in het Romeinse Missaal.

B i j b e l s e  b r o n n e n  e n  c o n t e x t
cf. Tob 12,8-9; Matth 6,1-18
Het collectegebed herinnert ons aan de door Jezus zelf aangewezen heelmiddelen voor de zonden: gebed, vasten (cf Math 6,1-18; 9,14), het geven van aalmoezen en werken van barmhartigheid (cf Math 6,1; Luc 12,33). Wanneer Jezus de epileptische demon uitdrijft zegt Hij dat dit soort demonen slechts door gebed én vasten is uit te drijven (cf  Mc 9,29). In Handelingen 10 verzekert een engel de centurio Cornelius dat zijn gebeden en aalmoezen bij God behagen hebben gevonden (letterlijk: Uw gebeden en aalmoezen zijn omhoog gestegen en voortdurend in Gods gedachte).
S i n t  A u g u s t i n u s:
“Vis orationem tuam volare ad Deum?  Fac illi duas alas, ieiunium et eleemosynam”.
Wil je dat je gebed tot God opvliegt? Geef het dan twee vleugels: vasten en aalmoezen”.
(Enarratio in Ps 42, 8).
O p b o u w
1.      Deus, omnium misericordiarum et totius bonitatis auctor,
Uitgebreide anaklese (aanroeping van de Naam van God) met vermelding goddelijke eigenschappen

2.      qui peccatorum remedia
in ieiuniis, orationibus et eleemosynis demonstrasti,
Bijzin met anamnese: Gods handelen wordt in herinnering geroepen, heilsfeiten uit het Oude en Nieuwe Testament

3.      hanc humilitatis nostrae confessionem propitius intuere,
Hoofdzin centraal in de oratie met 1e deel van de bede
              
4.      ut, qui inclinamur conscientia nostra,
tua semper misericordia sublevemur.
2e deel van de bede met finaal aspect (4b), hetgeen bevorderd moet worden door de gesteltenis van de bidders (4a).

I n h o u d
Steeds weer opnieuw wordt God in de gebeden van de Kerk als de barmhartige en goede God aangesproken; in dit collectegebed met een bijzondere nadruk als “de bron van alle ontferming en goedheid”. Hij is niet alleen zelf barmhartig en goed, maar ook Schepper, die barmhartigheid en goedheid bewerkt. Met het berouwvolle gebed: “Ach Heer, grote en geduchte God, die het verbond gestand doet en vol erbarmen zijt voor hen die U liefhebben en uw geboden onderhouden” richt de profeet Daniël (Dan 9,4b) zich tot God, maar God is óók barmhartig voor hen die Hem niet liefhebben en die niet zijn geboden onderhouden.
Uit de hand van God kan slechts het goede voortkomen: “God zag, dat alles wat Hij gemaakt had, goed was” (Gen 1,31). Waar het goede ontstaat, daar is God de Oorsprong en de Bewerker: “Elke goede gave, elk volmaakt geschenk daalt neer van boven, van de Vader der hemellichten”(Jac 1,17).
Daarom is God er ook als het ware op uit het kwaad en bijzonder het boze in de wereld te delgen, zoals een geneesheer die een zieke heelt.

In de Veertigdagentijd toont God ons een weg naar genezing door middel van vasten, gebed en het geven van aalmoezen. Dit is “een tijd van meer toeleg op het bidden, van grotere aandacht voor de liefde tot de naaste, een tijd van grotere trouw aan de sacramenten” om met een zuiver hart naar Pasen op te gaan, zo formuleert de eerste Prefatie van deze liturgische tijd deze weg. Een weg afgelegd door de biddende gemeenschap met werken van versterving, gebed en liefde. Zo “behoedt God ons, zondaars, voor overmoed en eigenwaan en omdat wij het voedsel broederlijk delen met hen die honger hebben maakt Hij ons tot navolgers van zijn goedheid en mildheid” (vgl. Prefatie II van de Veertigdagentijd). Diep gebogen en vol schaamte bij het onderzoeken van haar geweten bekent de Kerk en wij met haar, onze zonden en vragen God ons in zijn barmhartigheid weer op te richten alsook zijn hulp om staande te blijven tijdens de volgende etappes van de zware vastenmars. Brengen wij ons de  militaire beeldspraak voor onze oefeningen in herinnering en de discipline die we de afgelopen weken hebben betracht!
Gewetensonderzoek is een goede oefening voor de nederigheid.
Het onderzoek van ons geweten brengt dikwijls zaken aan het licht die ons doen vrezen of ons de moed ontnemen. Als we slap zijn in onze houding of ons geloof, zal de duivel, die oude vijand van onze zielen, de “vader van de leugen” ons rauw confronteren met onze lelijkheid en ons aanzetten alle hoop te laten varen nog een goed moreel leven te kunnen leiden, of in het uiterste geval, gered te worden.
Of op een minder dramatisch vlak, we kunnen versagen in onze voornemens voor de Veertigdagentijd waarbij één enkele dag een vrije val naar beneden kan veroorzaken zodat we de vlag strijken en opgeven.
Daarom is de “vastendiscipline”zo belangrijk.
Door gedisciplineerd vast te houden aan een voornemen ook al breekt het ons nog zo op, leren we onze begeerten te besturen, ons geweten te onderzoeken, boete te doen en het “vlees” te laten ondervinden wat deugd is.
In combinatie met zelftucht (discipline) zullen erkenning van zonden en tekorten ons doen “buigen”, om met ootmoedig vertrouwen een beroep te doen op de barmhartigheid van Christus die de prijs voor onze verlossing heeft betaald.

Het Gregoriaanse repertoire heeft twee Latijnse gezangen bewaard die vanwege hun boetvaardig karakter in tekst en melodie, traditioneel in de Veertigdagentijd door de katholieke Kerk worden gebruikt. Het zijn het strofische gezang “Parce, Domine, parce populo tuo; ne inaeternum irascaris nobis” waarvan de beginregel, die tegelijk refrein, is teruggaat op Joel 2,17 en de hymne “Attende Domini, et miserere quia peccavimus tibi” waarvan de tekst steunt op een 10e eeuwse Mozarabische litanie. (Het Collectegebed van de 2e zondag van de Veertigdagentijd stamde eveneens uit de Mozarabische liturgische traditie (Spanje, 4e-9e eeuw). Bij velen – en ook bij de schola van de Basiliek van Sint Odiliënberg – is het “Attende Domine” een ook door de gelovigen in de kerk (inclusief zusters!) gewaardeerd gezang in deze bijzondere liturgische tijd.

V o c a b u l a r i u m
Misericordia betekent “barmhartigheid”, “ontferming”, “mededogen”, “genade”; in het meervoud “werken van barmhartigheid”.  In de oraties van het Romeins Missaal komen beide vormen en betekenissen voor. Inclino is “doen neigen” en vandaar “klein/nederig maken”. Sublevo betekent letterlijk “optillen/opheffen van beneden”, “ondersteunen” en vandaar “bijstaan, troosten”. De werkwoordsvorm sublevamus vinden we in de reeds boven genoemde mooie vastenhymne Attende, Domine:
Ad te Rex summe, omnium Redemptor,
oculos nostros sublevamus flentes:
exaudi, Christe, supplicantum preces.

Tot U, hoogverheven Koning, Verlosser van ons allen,
slaan wij wenend onze ogen op:
Christus, verhoor de gebeden van hen die tot U smeken.

Confessio is in de Latijnse Vulgaat  (Hebr 3,1) en in Epistola 7,5 van de H. Gregorius de Grote (+604)  “geloof, geloofsbelijdenis” in de betekenis van “een belijden, een erkenning van Christus”. Bij de H. Augustinus heeft confessio drie hoofdbetekenissen: “het belijden van het geloof in God”, “de lof van God", en "het belijden van onze zonden tegenover God, schuldbelijdenis”.
Conscientia betekent op de eerste plaats “kennis van iets samen met iemand anders”.  Merk de eenheid op in de kennis, uitgedrukt in het voorvoegsel  con- . Het betekent ook “bewustzijn” in de zin van kennis van gevoelens over een zaak. Het heeft ook een morele betekenis in de zin van “bewustzijn van goed of slecht”.