vrijdag 30 december 2016

Liturgia Horarum - Geboorte van de Heer: geboorte van de vrede.


Uit een preek van de heilige paus Leo de Grote († 461)

Geboorte van de Heer: geboorte van de vrede.

De Zoon van God heeft het niet in strijd met zijn verhevenheid geacht als kind te leven en op te groeien tot volwassenheid. Na al wat Hij heeft gedaan in de nederige staat die Hij voor ons had aangenomen, heeft Hij de triomf bereikt van zijn dood en verrijzenis. Dit alles is nu voorbij. Maar toch hernieuwt het feest vandaag voor ons Jezus’ heilige geboorte uit de maagd Maria. En terwijl wij met eerbied de geboorte van onze Verlosser gedenken, vieren wij onze eigen oorsprong.
De geboorte immers van Christus is de oorsprong van het christenvolk, en de geboortedag van het hoofd is ook de geboortedag van het lichaam.
Ofschoon iedere mens geroepen wordt op zijn tijd, en alle kinderen van de kerk door de tijd van elkaar zijn onderscheiden, toch zijn de gelovigen die in de doopvont tot leven kwamen, allen te zamen met Christus in deze geboorte op dezelfde wijze voortgebracht. Zij zijn immers ook met Hem in zijn lijden gekruisigd en in zijn verrijzenis ten leven gewekt, en in zijn hemelvaart met Hem geplaatst aan de rechterhand van de Vader.
Iedereen die waar ook ter wereld gelooft en in Christus wordt herboren, wordt door deze wedergeboorte een nieuwe mens, nadat hij gebroken heeft met het oude door zijn vroegere levensweg te verlaten. Als zodanig stamt hij niet af van een natuurlijke vader, maar is hij geboren uit de Verlosser die Mensenzoon is geworden, opdat wij kinderen van God zouden zijn.
Als Hij immers niet door deze vernedering tot ons was afgedaald, had niemand, hoe rijk ook aan verdiensten, tot Hem kunnen opklimmen.
Vandaar dat juist de grootheid van de gave die ons geschonken is, een verering van ons vraagt die overeenkomt met haar luister. Want zoals de Apostel leert, ‘hebben wij niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt. Hij doet ons inzien al wat God ons in zijn genade gegeven heeft’ (1 Kor. 2, 12). Hij nu wordt op geen andere wijze passend geëerd dan door weer aan Hem op te dragen wat wij uit zijn hand hebben ontvangen.
Kunnen wij echter in de schat van Gods vrijgevigheid iets vinden dat zo goed past bij de viering van dit hoogfeest als de vrede? Bij de geboorte van de Heer werd zij het eerst door de zang van engelen verkondigd.
Deze vrede is het immers die kinderen van God voortbrengt door de liefde te voeden en de eenheid tot stand te brengen. Vrede is de rust van de gelukzaligen en hun eeuwige woonplaats. De vrucht van de vrede en haar bijzondere weldaad is het dat zij ons uit de wereld neemt en met God verenigt.
Laten zij dan ‘die niet uit bloed, noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God geboren zijn’ (Joh. 1, 13) aan de Vader de eensgezindheid aanbieden van vredelievende kinderen. Laten alle aangenomen ledematen zich nu verenigen met de Eerstgeborene van de nieuwe schepping die niet gekomen is om zijn eigen wil te doen, maar de wil van degene die Hem gezonden heeft (vgl. Joh. 6, 38). Want de Vader heeft door zijn genade geen eigenzinnige of onderling verdeelde mensen tot erfgenamen gekozen, maar mensen met gelijke gevoelens en eensgezinde liefde. Zij die naar eenzelfde beeld herschapen zijn, moeten ook één zijn van hart.
De geboortedag van de Heer is de geboortedag van de vrede, want zo zegt het de Apostel: ‘Hij is onze Vrede, Hij die de twee werelden één heeft gemaakt. Of wij nu jood zijn of heiden, in Hem hebben wij in één Geest de toegang tot de Vader’ (Ef. 2, 14.18).

Prefatie III van de geboorte van de Heer - O wonderbare ruil !


O admirabile commercium…
O wonderbare ruil !

Heilige Vader, machtige eeuwige God,
om recht te doen aan uw heerlijkheid,
om heil en genezing te vinden zullen wij U danken,
altijd en overal door Jezus Christus onze Heer.
Heden schijnt het licht van de Verlossing:
Gods Zoon gaat een ruil aan met de mensen:
het Woord neemt onze zwakheid aan,
en schenkt onsterfelijkheid aan hen die moesten sterven.
Door een wonder wordt Hij één der onzen
om ons te verheffen tot zijn eeuwigheid.

Daarom, met alle Engelen, Machten en Krachten,
met allen die staan voor uw troon,
loven en aanbidden wij U
en zingen U toe vol vreugde:

Heilig, Heilig, Heilig, de Heer,
de God der hemelse Machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid.
Hosanna in den hoge.
Gezegend Hij, die komt in de Naam des Heren.

Hosanna in den hoge.

donderdag 29 december 2016

The love we learn in families ought to govern our way of relating to all people.



A meditation on the Holy Family might help us recall that theirs is not the only holy family.  Family life is vocational: it is a calling from God.  Every act, every decision within the life of the family, when done with great love, is a real symbol of Christ’s love.  During this holy season, let us recall our holy families and reach out to them with ever more generous love.  Let us too reach out to those without families, recalling the words of the mature Jesus who redrew the lines of family: “those who hear and do the will of God are my mother and my brothers” (Lk 8:21).  The love we learn and practice in families is ultimately the love that ought to govern our way of relating to all people.

Vindplaats: http://www.ignatianspirituality.com/8533/the-holy-family

Overweging in de Kerstnacht, 25 december 2016 Priorij Thabor

                                                               
Jesaja 9, 1-6
Titus 2, 11-14
Lucas 2, 1-13

De evangelist Lukas kenmerkt zijn evangelie als een verslag van gebeurtenissen die midden onder ons hebben plaats gevonden. Velen zijn hem voorgegaan als oog- en oorgetuigen van het begin af aan en als verkondigers van het Woord. Lukas treedt in hun voetspoor , hij zet alle feiten nog eens op een rij en legt zodoende naar ons toe een betrouwbaar getuigenis af aangaande het kind dat de naam Jezus draagt en dat heilig zal worden genoemd èn Zoon van God  (Lukas 1,1-4, 31 en 35). Tegenwoordig kun je  geen boodschap meer aan de man brengen, geen artikel meer kwijt als er geen verhaal achter zit; of het nu om de verkoop van  tandpasta gaat, een hypotheek of een politiek program. Met een Engelse uitdrukking heet dat in het huidige woordgebruik story telling. Wie anderen wil winnen voor een goede zaak, moet iets overbrengen van zijn eigen beleving, hij of zij moet duidelijk kunnen maken hoe hij er zelf in staat, om maar eens een mode-uitdrukking te gebruiken. Welnu, al lang voordat deze term in zwang kwam, had het uitverkoren volk van Israël dit stijlmiddel al uitgevonden als ik dat zo zeggen mag. De weg die God met hen was gegaan, brachten zij onder woorden in verhalenbundels, de verhalen van Abraham en Sara, die van Jozef en zijn broers, de verhalen van Mozes, Aaron en Mirjam,  en die van Saul, David en Jonatan.  Van generatie op generatie zijn ze doorgegeven en hebben ze een plaats gekregen in de heilige Schrift. Lukas staat geheel en al in deze traditie die hij als geschoold schrijver  onderwezen heeft gekregen; hij kent zijn bijbelse klassieken.
Aldus plaatst hij de geboorte van het kind in de grote ruimte van de oikoumene , dat wil zeggen de toenmaals bekende wereld, het rijk van keizer Augustus en diens heerschappij over de landen rond de Middellandse Zee. Als wereldheerser gaat hij een volkstelling houden om zijn grootheid en zijn machtspositie in getallen vast te leggen. Ja, meten is weten, en heersers gebruiken die wetenschap vaak alleen maar om belastingen op te leggen en herendiensten af te dwingen. Zou Lukas niet gedacht hebben aan die volkstelling waartoe Koning David duizend jaar eerder opdracht gaf om zijn militaire macht te meten (2 Samuel 24)? Terwijl in de Schrift tellen als vaststelling van kwaliteiten en kwantiteiten toch  alleen toekomt  aan de ene en ware God  – Zijn Naam zij geprezen! Zo zet Lukas de toenmaals bewoonde wereld neer als het geografische kader  waarin machthebbers en volken de figuranten zijn in Gods Heilsplan. Daarna verplaatst Lukas zijn aandacht specifiek naar een uithoek van Augustus’ rijk, naar het land der Joden dat in de H. Schrift de navel van de wereld wordt genoemd (Ezechiël 38,12) en dat wordt bestuurd door gouverneur Quirinius en door de zetbaas Herodes.  De voorgeschreven telling is de aanleiding tot een verplaatsing van het decor, van Galilea in het Noorden naar Judea in het zuiden, van het gehucht Nazareth naar het gehucht Betlehem. Daar vindt een gebeuren plaats waar keizer Augustus geen weet van heeft, terwijl het toch om zijn Schepper gaat. Daar in Betlehem komt het kind ter wereld dat Jezus heet , in de stad van David. Daardoor verkrijgt de Davidische afkomst die het kind al had door Jozef uit de stam van David, nog meer vorm . Een gedichtje luidt:
Hij komt niet uit de grote stad,

Hij wordt niet in de koningsburcht geboren,
Je zult zijn naam niet in paleizen horen.
Waar zie je hem?
In Betlehem,
Dat kleine gat
Waar David zat.
Hij komt niet uit de grote stad.                                          [Auteur Karel Deurloo].

Maria en Jozef worden beschreven als daklozen en ontheemden,  als ‘de armen van het land’, die trouw zijn aan de Wet van Mozes. Juist in Betlehem, de herderstad bij uitstek, krijgen zij bezoek van herders, randfiguren in de toenmalige samenleving. Zij komen zien wat zij van de engelen gehoord hebben : een kind in doeken gewikkeld en gelegd in een voerbak voor dieren. Hun ogen aanschouwen wat aan machtigen en verstandigen is onthouden: het mensgeworden Woord.  Door de engelen uit de hemel verkrijgt de geboorte van dit kind  ook een kosmische dimensie. Het rijk van God in de hemel verbindt zich met het rijk van keizer Augustus, als in een snijpunt waar aardse en hemelse lijnen samenkomen.  Zo is de volkstelling van machthebber keizer Augustus het instrument in Gods handen geworden om Jezus als de Salvator en als Christus Dominus bekend te maken, dat wil zeggen als Heiland en als Messias en Heer (vers 2,11). De herders mogen vandaag met eigen ogen zien wat ze van de engelen gehoord hebben. De voorzegging van de engelen zien zij vervuld nu zij Gods glorie mogen aanschouwen in het kind in de kribbe. God  – Zijn Naam zij geprezen – die in Psalm 80 wordt aangeroepen als Herder van Israël, die Jozef leidt als een kudde en die troont op de cherubs, heeft een menselijk gelaat gekregen, het gelaat van het kind Jezus, de pastor pastorum, de grote Herder bij uitstek (Hebreeën 13,20. Laten we God vragen dat onze oren niet dicht zitten maar nederig open staan zoals die van de herders om te geloven in het woord dat zich onder ons voltrokken heeft, en dat onze ogen niet verblind zijn door eigenwaan om in geloof te kunnen zien wat zij gezien hebben. Alleen dan kunnen wij ons bij hen voegen in de lofprijzing, in aansluiting bij het leger der engelen, en vormen wij op aarde en in de hemel één groot koor dat God lof toezingt.
Ik wil u het verhaal doorgeven dat mijn moeder in de kerstnacht aan ons kleine kinderen bij de kerststal vertelde, omdat het mijns inziens aan het verhaal van Lukas een dimensie geeft die ook in zijn evangelie aanwezig is.   “Buiten Betlehem , op een plek waar runderen en kleinvee nog wat te grazen hebben, zit Maria naast de voerbak met haar pasgeboren kind, nauwelijks beschut tegen de ijzige wind die over de hoogvlakte van het Judeese bergland waait. Ze heeft het koud en het kindje Jezus is niet stil te krijgen.  Ze vraagt aan Jozef: “Manlief, ga wat hout sprokkelen , dan kunnen we een vuur stoken om ons wat op te warmen.  Door liefde gedreven en uit zorg gaat Jozef op zoek naar wat takken en afvalhout. In zijn afwezigheid komt er plots een engel bij de kribbe staan, In zijn handen heeft hij de maanschijf en legt die aan de voeten van het Jezuskind. Maria kijkt toe hoe een blijde lach over het gezichtje van Jezus  trekt, maar zodra de engel is verdwenen, begint het toch weer te huilen. Kort daarna komt er een tweede engel aanzweven. Hij heeft aan het nachtelijk uitspansel de mooiste ster geplukt en legt ook die aan de voeten van Jezus neer. En weer is het kind blij en een tijdje stil, maar na het heengaan van de engel begint het opnieuw te huilen. Eindelijk komt Jozef terug, op zijn rug een grote bos takken torsend. Maar met hem komt er ook een engel mee, een derde engel, en die neemt uit de takkenbos twee twijgjes en legt die in de vorm van een kruis in de handjes van het kleine kind.  Nu beginnen zijn ogen te stralen en valt het na een poos rustig in slaap. De engel verdwijnt, maar  Maria en Jozef blijven in tranen achter”.
Een mooi verhaal dat het mysterie van lijden en kruis al een plaats geeft in de kribbe. Mijns inziens doet de evangelist Lukas hetzelfde maar op een heel subtiele wijze. Hoor hoe hij in een drieledige zinsnede beschrijft hoe Maria als jonge moeder handelt: ‘ze wikkelde hem in doeken, ze legde hem in een voederbak, want er was geen plaats voor hen in het nachtverblijf’.  Maar ruim 20 hoofdstukken later doet Jozef, ik bedoel Jozef van Arimatea, niet anders: ‘hij wikkelde hem in linnen doeken, hij legde hem in een rotsgraf, nog door niemand anders gebruikt’. De parallellie is opvallend, en het lijkt mij  duidelijk dat de evangelist ons wil zeggen dat het kind in de kribbe dezelfde is als de man in het graf. De glorie die de herders hebben mogen aanschouwen, het woord der engelen dat zij werkelijkheid hebben zien worden en dat Maria in haar hart bewaarde, is een glorie die door lijden en dood uitloopt op de heerlijkheid die hij voor alle tijden bezat bij zijn Vader in de hemel. Amen.

Dr. Alfons Jaakke, pr.

Omgeving klooster na nachtvorst



dinsdag 27 december 2016

Liturgia Horarum Feest van Onnozele Kinderen

Liturgia Horarum / Getijdengebed:
Uit een preek van de heilige Quodvultdeus, bisschop van Carthago († ca. 453)
Kinderen getuigen voor Christus.
Een klein kind is geboren, een grote Koning. Van verre komen de Wijzen om Hem te aanbidden die wel in een kribbe ligt, maar heerst over hemel en aarde. Herodes, die van de Wijzen verneemt dat een Koning geboren is, wordt ontsteld en wil Hem doden om zelf de heerschappij niet te verliezen. Had hij echter in Hem geloofd, dan kon hij hier veilig regeren, en ook in het andere leven regeren zonder einde.
Waarom vreest gij, Herodes, als gij hoort dat een Koning geboren is? Hij komt niet om u naar de kroon te steken, maar om de duivel te overwinnen. Maar dit begrijpt gij niet; gij wordt ontsteld en ontsteekt in woede; en om die ene die gij zoekt te doden, vermoordt gij als een wrede tiran zovele kinderen. Het verdriet van treurende moeders, de rouwstoet van vaders die hun kinderen bewenen, het gejammer en geschrei van de kleine kinderen kan u niet weerhouden. Omdat vrees uw gevoelens doodt, doodt gij het lichaam van deze kleinen. Gij zoekt het Leven zelf te doden, en meent uzelf een lang leven te verzekeren door dit te doen.
De bron van genade, zo klein en tegelijk zo groot, die in een kribbe ligt, doet u beven op uw troon: zonder dat gij het weet, volbrengt Hij door u zijn werk, en bevrijdt Hij de zielen van de heerschappij van de duivel. De kinderen van de vijanden neemt Hij op onder het getal van de kinderen Gods. De kleinen sterven voor Christus en weten het niet, de ouders bewenen de stervende martelaren. God maakt de kinderen, die nog niet kunnen spreken, geschikt om van Hem te getuigen.
Zie hoe Hij regeert, die gekomen is om te regeren: de bevrijder brengt reeds de vrijheid, de Heiland reeds het heil. Maar gij, Herodes, weet van dit alles niets af, gij zijt ontsteld en in woede ontstoken; en in uw woede tegen dit kind zijt gij Hem gehoorzaam, maar gij weet het niet.
O grote gave der genade, welke verdiensten hadden deze kleinen dat zij zo mochten overwinnen? Zij kunnen nog niet spreken, en leggen reeds getuigenis af van Christus. Hun ledematen zijn nog te zwak om de strijd aan te gaan, en reeds dragen zij de palm der overwinning.

Apok. 5, 14; 4, 10; 7, 11
Zij vielen in aanbidding neer voor Hem die leeft in de eeuwen der eeuwen en zij legden hun kronen neer voor de troon van de Heer, hun God.
Zij wierpen zich neer voor de troon en aanbaden Hem die leeft in de eeuwen der eeuwen.
En zij legden hun kronen neer voor de troon van de Heer, hun God.



maandag 26 december 2016

St. John The Apostle

Liturgia Horarum Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes


Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes 1, 1-2, 3

Het woord dat leven is en het licht van God.

Het bestond vanaf het begin - we hebben het gehoord en met eigen ogen gezien; we hebben het aanschouwd en onze handen hebben het aangeraakt - dáárover spreken wij, over het woord dat leven is.
Want het leven is verschenen; het eeuwige leven dat bij de Vader was, heeft zich aan ons geopenbaard, wij hebben het gezien, wij getuigen ervan, wij maken het u bekend. Wat wij gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij ook aan u, opdat gij gemeenschap moogt hebben met ons. En onze gemeenschap is er een met de Vader en met Jezus Christus, zijn Zoon. En wij schrijven dit om ons aller vreugde volkomen te maken.
Dit is de boodschap die wij van Hem gehoord hebben en aan u doorgeven: God is licht, er is in Hem geen spoor van duisternis.
Als wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben, terwijl onze wegen duister zijn, liegen wij met woord en met daad. Maar als wij wandelen in het licht zoals Hij zelf is in het licht dan hebben wij gemeenschap met elkaar en het bloed van zijn Zoon Jezus reinigt ons van elke zonde.
Als wij beweren zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf en woont de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden, is Hij zo getrouw en genadig, dat Hij onze zonden vergeeft en ons reinigt van alle kwaad. Maar als wij zeggen dat wij geen zonde bedreven hebben, maken wij Hem tot leugenaar; dan woont zijn woord niet in ons.
Kinderen, ik schrijf u met de bedoeling dat gij niet zoudt zondigen. Maar ook al zou iemand zonde bedrijven: we hebben een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, die geheel zondeloos is, die al onze zonden goedmaakt, en niet alleen die van ons maar die van de hele wereld.
Hoe weten wij dat wij God kennen? Er is maar één bewijs: dat we ons houden aan zijn geboden.

zondag 25 december 2016

Paus Leo de Grote († 461) Erken, christen, uw waardigheid!

Paus Leo de Grote († 461)

Erken, christen, uw waardigheid!


 Geliefden, heden is onze Verlosser geboren: laten wij ons verheugen. Droefheid mag geen ruimte meer vinden waar de geboortedag van het leven wordt gevierd. Dit leven dat de angst voor de dood heeft vernietigd, vervult ons hart met vreugde om de beloofde eeuwigheid.
Geen mens wordt uitgesloten van deelname aan deze vreugde. Allen hebben wij dezelfde reden tot vreugde, want onze Heer die zonde en dood heeft vernietigd, trof niemand aan die vrij was van schuld en kwam daarom allen daarvan bevrijden. Vreugde voor de heilige: hij komt de overwinning nabij. Blijdschap voor de zondaar: hij wordt uitgenodigd tot vergeving. Bemoediging voor de heiden: hij wordt geroepen tot het leven.

Immers, toen de volheid van de tijd gekomen was die God in zijn ondoorgrondelijk raadsbesluit had vastgesteld, heeft de Zoon van God de menselijke natuur aangenomen om de mens te verzoenen met zijn Schepper, en om de duivel, de uitvinder van de dood, door dezelfde natuur te overwinnen die eens door de duivel overwonnen was.

Bij de geboorte van de Heer zingen juichende engelen: ‘Eer aan God in den hoge’, en verkondigen zij ‘vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft’ (Lc. 2, 14). Want wij zien hoe het hemelse Jeruzalem uit alle volken van de wereld wordt opgebouwd. Als reeds de verheven engelen van vreugde juichen over dit werk van Gods onuitsprekelijke goedheid, hoezeer moet dan ook de kleine mens zich daarover verheugen?

Brengen wij daarom dank aan God de Vader door zijn Zoon in de heilige Geest. ‘Wegens de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad’ heeft Hij zich over ons ontfermd, en ‘toen wij dood waren door onze zonden, heeft Hij ons met Christus ten leven gewekt’ (Ef. 2, 4-5), opdat wij in Hem een nieuwe schepping zouden zijn, een nieuw werk van zijn handen.
Leggen wij dan de oude mens met zijn levenswijze af en verzaken wij aan de werken van het vlees, nu wij deel gekregen hebben aan de geboorte van Christus.

Erken, christen, uw waardigheid. Val door een slechte levenswijze niet terug in uw vroegere armzaligheid. Gij zijt immers deelachtig geworden aan de goddelijke natuur. Gedenk tot wiens hoofd en lichaam gij behoort. Herinner u dat gij ontrukt zijt aan de macht van de duisternis en overgebracht naar het licht van het rijk Gods.
Door het sacrament van het doopsel zijt gij tempel van de heilige Geest geworden. Wil deze hoge gast niet van u wegjagen door verkeerde daden. Onderwerp u niet opnieuw aan de slavernij van de duivel, want met het bloed van Christus zijt gij vrijgekocht.

(Sermo  1 in Nativitate Domini: PL 54, 190-193)


Kerstwens zusters Priorij Thabor

Geboorte van Jezus Christus. Joep Nicolas, 1954
Raam in priesterkoor van de Basiliek te St. Odiliënberg


Laten we aan alle volken de heerlijkheid Christus de Heer bekend maken, aan alle naties zijn wonderdaden (Ps 95 (96),3).

Hij ligt in een voederbak (Lc 2,7; 2,12; 2,16), maar Hij omvat de wereld (Wijsheid 1,7).

Hij drinkt aan de borst (Lc. 11,27), maar Hij voedt de engelen (Wijsheid 16,20).

Hij wordt in doeken gewikkeld (Lc 2,7; 2,12), maar Hij kleedt ons in onsterfelijkheid (1 Kor 15,53-54).

In het nachtverblijf van de stad kan Hij niet terecht (Lc 2,7), maar in het hart van de gelovigen bouwt Hij zich een tempel (1 Kor  3,16-17).

Opdat de zwakheid krachtig werd, is de kracht zwak geworden (2 Kor. 13,4).

Laten we dus de Dag aankondigen die uit de Dag voortkomt, het heil dat Hij bewerkt (Ps.95 (96),2).
St. Augustinus, uit een kerstpreek





Zalig Kerstmis
EN
een gelukkig nieuwjaar


Kanunnikessen van het H. Graf
Priorij Thabor
Aan de Berg 3,  6077 AC Sint-Odiliënberg


Alle lezers van dit blog en allen die op  het Feest van de Geboorte van Christus misschien toevallig hier voorbij komen, wensen wij een vredevol  en genaderijk feest!

Introitus - Dominus dixit ad me Gregoriaans

vrijdag 23 december 2016

Liturgia Horarum 24 december Sint Augustinus


De Waarheid ontspruit aan de aarde en de gerechtigheid zag neer uit de hemel

Ontwaak, o mens: voor u is God mens geworden. Sta op, gij die slaapt, en verrijs uit de doden, en Christus zal u verlichten. Voor u, zeg ik, is God mens geworden.

Voor eeuwig zoudt ge dood zijn geweest, als Hij niet in de tijd geboren was. Nooit zoudt ge van het vlees van de zonden bevrijdt zijn, als Hij niet de gelijkheid met het vlees van de zonden had aangenomen. Een eeuwige ellende had u gevangen gehouden, als niet deze barmhartigheid was geschied. Ge zoudt niet herleefd zijn, als Hij zich niet verenigd had met uw dood. Ge zoudt bezweken zijn, als Hij niet had geholpen. Ge zoudt zijn omgekomen, als Hij niet gekomen was.

Laten we blij de komst vieren van ons heil en onze verlossing. Laten we de feestdag vieren, waarop de grote en eeuwige dag uit zijn grote en eeuwige dag kwam in deze onze zo korte en tijdelijke dag.

Deze Is onze gerechtigheid, onze heiliging en onze verlossing geworden: opdat, zoals er geschreven staat: Hij die roemt, roeme op de Heer.

De waarheid dus is uit de aarde ontsproten, Christus, die gezegd heeft: Ik ben de waarheid; die uit de Maagd geboren is.

En de gerechtigheid zag neer uit de hemel: omdat de mens, die in Hem gelooft, die geboren is, niet uit zichzelf maar door God is gerechtvaardigd.

De waarheid is uit de aarde ontsproten, omdat het Woord is vleesgeworden. En de gerechtigheid zag neer uit de hemel:  omdat elke goede gave, elk volmaakt geschenk van boven neerdaalt.

De waarheid is uit de aarde ontsproten, vlees uit Maria. En de gerechtigheid zag neer uit de hemel: omdat de mens niets kan ontvangen dan wat hem vanuit de hemel gegeven is.

Laten wij, nu we gerechtvaardigd zijn door het geloof, de vrede bewaren met God: omdat de gerechtigheid en de vrede elkaar hebben omhelsd. Door onze Heer Jezus Christus: omdat de Waarheid uit de aarde is ontsproten. Door Wie wij ook toegang gekregen hebben tot die genade, waarin wij vast zijn komen te staan: door Hem ook roemen wij in de hoop op de heerlijkheid Gods.  Hij zegt niet ‘op onze heerlijkheid’ maar ‘op de heerlijkheid Gods’: omdat de gerechtigheid niet uit ons voortkomt maar uit de hemel neerzag. Aldus wie roemt, roeme niet op zichzelf maar op de Heer.

Vandaar dat voor de Heer, die uit de Maagd geboren is, de lofzang van het engelenkoor weerklonk: Eer aan God in den hoge en op aarde vrede aan de mensen van goede wil.

Vanwaar is er op aarde vrede tenzij omdat de waarheid uit de aarde is ontsproten,  dat is omdat Christus in het vlees is geboren. En Hij is onze vrede, Hij die van de twee werelden er een gemaakt heeft: opdat we mensen zouden zijn van goede wil, liefdevol verenigd door de band van de eenheid.

Laten we ons dus in deze genade verheugen, opdat onze glorie gelegen zijn in het getuigenis van ons geweten: waar we niet op onszelf roemen, maar op de Heer. Vandaar toch is gezegd: Gij zijt mijn roem, die mijn hoofd verheft. Want welke grotere genade kon God voor ons oden oplichten dan dat Hij, die een Enige Zoon bezat, Hem tot zoon der mensen maakte en aldus wederkerig het mensenkind tot kind van God maakte?
Zoek de verdienste, zoek de oorzaak, zoek de gerechtigheid; en kijk of gij iets anders vindt dan genade.


(Sermo 185: PL 38, 997-999)

donderdag 22 december 2016

Les grandes antiennes " Ô " de l'Avent

Liturgia Horarum - Answer quickly, O Virgin. Reply in haste to the angel!


The whole world awaits Mary's reply
  
You have heard, O Virgin, that you will conceive and bear a son; you have heard that it will not be by man but by the Holy Spirit. The angel awaits an answer; it is time for him to return to God who sent him. We too are waiting, O Lady, for your word of compassion; the sentence of condemnation weighs heavily upon us.
The price of our salvation is offered to you. We shall be set free at once if you consent. In the eternal Word of God we all came to be, and behold, we die. In your brief response we are to be remade in order to be recalled to life.
Tearful Adam with his sorrowing family begs this of you, O loving Virgin, in their exile from Paradise. Abraham begs it, David begs it. All the other holy patriarchs, your ancestors, ask it of you, as they dwell in the country of the shadow of death. This is what the whole earth waits for, prostrate at your feet. It is right in doing so, for on your word depends comfort for the wretched, ransom for the captive, freedom for the condemned, indeed, salvation for all the sons of Adam, the whole of your race.
Answer quickly, O Virgin. Reply in haste to the angel, or rather through the angel to the Lord. Answer with a word, receive the Word of God. Speak your own word, conceive the divine Word. Breathe a passing word, embrace the eternal Word.
 Why do you delay, why are you afraid? Believe, give praise, and receive. Let humility be bold, let modesty be confident. This is no time for virginal simplicity to forget prudence. In this matter alone, O prudent Virgin, do not fear to be presumptuous. Though modest silence is pleasing, dutiful speech is now more necessary. Open your heart to faith, O blessed Virgin, your lips to praise, your womb to the Creator. See, the desired of all nations is at your door, knocking to enter. If he should pass by because of your delay, in sorrow you would begin to seek him afresh, the One whom your soul loves. Arise, hasten, open. Arise in faith, hasten in devotion, open in praise and thanksgiving. Behold the handmaid of the Lord, she says, be it done to me according to your word.
From a homily In Praise of the Virgin Mother by Saint Bernard, abbot
(Hom. 4:8-9; Opera omnia, Edit Cisterc 4. [1966], 53-54)