zondag 31 januari 2016

Laten wij bidden namens hen die niet kunnen bidden


Laten wij met vreugde onze harten openen in lofgezang voor God, almachtig en vol goedheid, die  ons bemint en weet wat wij nodig hebben:
U loven wij, op U vertrouwen wij, Heer
Wij prijzen U, almachtige God, Koning van het heelal, die ons, onrechtvaardigen en zondaars, hebt geroepen, opdat wij uw waarheid kennen en uw Majesteit dienen.
U loven wij, op U vertrouwen wij, Heer

God, die voor ons de deur van uw barmhartigheid hebt willen openen: geef dat wij nooit van de wegen die ten leven voeren afwijken.
U loven wij, op U vertrouwen wij, Heer
Bewerk dat wij, die de Verrijzenis van uw geliefde Zoon vandaag vieren deze dag in geestelijke vreugde doorbrengen.
U loven wij, op U vertrouwen wij, Heer
Schenk hen die in U geloven de geest van gebed en lofprijzing, opdat wij in alles U altijd danken.
U loven wij, op U vertrouwen wij, Heer

(Liturgia Horarum/Getijdengebed: Voorbeden, Lauden, Zondag 4e week Psalterium)

zaterdag 30 januari 2016

Overweging bij het Evangelie van de Vierde zondag door het jaar [C]

Jeremia 1, 4-5 en 17-19
Psalm 71
1 Korintiërs 12,31 – 13,12
Lucas 4, 21-30

Tijdens dit liturgische jaar, dat loopt van Advent tot Advent, zijn de lezingen iedere zondag opnieuw genomen uit het Evangelie van Lucas. Geheel anders dan Matteüs doet Lucas verslag van de gebeurtenissen rond de geboorte en kinderjaren van Jezus, en ook van zijn eerste optreden in Galilea. Matteüs schildert ons Jezus tegen de achtergrond van Mozes en David. Mozes als bevrijder van het volk van Israël uit Egypte en als leraar van het Joodse volk, en David als de door God verkozen en gezalfde koning over de 12 stammen van Israël. Bijzonder bij hem zijn dan ook de dromen van Jozef, de aanbidding door de wijzen, de vervolging door koning Herodes en de vlucht naar Egypte. Niets van dit alles bij Lucas. Vanuit het Eerste Testament biedt hij ons een verrassende, geheel eigen kijk op Jezus. Niet Mozes en David staan bij hem model voor Jezus zoals bij Matteüs, maar de figuur van Jozua als dienaar in het Tabernakel, en de godsmannen  Elia en Elisa die als profeten hun werkterrein verleggen tot buiten de grenzen van Israël. Tenslotte lopen in zijn evangelie getrouwheid aan de wet van Mozes en verbondenheid met de tempel in Jeruzalem als een rode draad door zijn evangelie.
Aldus worden de priester Zacharias en zijn vrouw Elisabet, de ouders van Johannes, geschilderd als wetsgetrouwe mensen. Maar niet minder Jozef en Maria. Op de 8ste dag na de geboorte van hun Kind, dat is op 1 januari, het octaaf van Kerstmis, laten zij Hem besnijden en roepen ze over hun Kind de naam Jezus = Jozua af, zoals de engel het aan Maria had opgedragen (zie 1;31 en 51; Leviticus 12,3). En 40 dagen later gaan zij volgens voorschrift van de Wet naar de tempel van Jeruzalem om zich te laten reinigen en Jezus als hun eerstgeborene aan God de HEER aan te bieden. Zij doen dat zoals eens lang geleden Hanna en Elkana hun zoontje Samuel aan de HEER afstonden in het heiligdom van Sion (zie Leviticus 12, 2-8; Exodus 13, 2 en volgende; 1 Samuel 1,24-28). In de tempel waren de hoogbejaarde Simeon en de profetes Hanna aanwezig die hun leven lang hadden uitgezien naar de Messias van Israël. Thans  zien ze hun hoop vervuld en mogen ze het kind op de arm nemen en hem verwelkomen als de Redder en het Licht van de wereld.  En twaalf jaar later, al weer in overeenstemming met de Wet van Mozes, trekken Maria en Jozef als pelgrims naar Jeruzalem om er het Pesachfeest te vieren. In de tempel wordt Jezus als Bar-Mitswa, als zoon van de Wet, aangenomen, en ervaart Hij hier zijn roeping als de Zoon die moet zijn in het huis van God, zijn Vader. En bij zijn eerste optreden in Galilea, wanneer Hij ongeveer 30 jaar oud is en geestelijk gerijpt en beproefd, gaat Hij naar de synagoge. Daar komt Gods volk elke sabbat bijeen om het verbond te vieren dat de HEER met Abraham, Isaak en Jakob gesloten heeft. Zoals gebruikelijk leest het hoofd van de synagoge eerst het Sjema Jisraeel, dat is “Hoor, o, Israël,” uit het boek Deuteromium 6,4-9; 11,13-21). Dan volgt het bekende Achttiengebed (het Sjemone Esree) en de zegen over het volk. Tenslotte een lezing uit de Tora met een toelichtend gedeelte uit de Profeten. Vorige week hebben we gehoord hoe de keuze op Jezus viel. De ‘koster’ van de synagoge reikte Hem de rol van Jesaja aan en daaruit las Hij het schitterende 61ste hoofdstuk: de woorden over Gods genadejaar waarin blinden het licht zullen zien, geknechte mensen de vrijheid wordt aangezegd en aan  armen de blijde boodschap van Gods heil wordt aangekondigd. Verrukt waren zijn toehoorders in de synagoge. Wat mooi gesproken, ze hebben de tranen in de ogen. Deze zondag horen we het vervolg wanneer Jezus tegen hen zegt: “Vandaag is het Schriftwoord van de profeet in vervulling gegaan.” Vandaag, niet gisteren en niet morgen. Vandaag, nu, heden, het zijn tijdsaanduidingen die een grote rol spelen in het evangelie van Lucas. Tegen de herders bij Betlehem zegt de engel uit de hemel: “Vandaag is voor jullie een Redder geboren”(2,11). En tegen Zacheüs de tollenaar zegt Jezus: “Vandaag nog wil ik in jouw huis te gast zijn.” En wanneer Hij aan het kruis hangt, belooft Jezus aan de berouwvolle bandiet: “Vandaag nog zul je met Me zijn in het paradijs.” Zo horen we ook nu: ”Vandaag gaat dit Schriftwoord van Jesaja in vervulling.” Hoezo vandaag? Dit kan toch niet waar zijn, hoe mooi Jezus ook gesproken heeft. Ze ‘kennen’ Hem – nu ja, wat heet kennen? – ze kennen Hem als de zoon van de plaatselijke timmerman, en door Hem zou deze profetie in vervulling gaan? (zie 1 Johannes  2,3 wie zegt: ik ken hem enz.) Wie is Hij meer dan een gewone burger van Nazaret? En Jesaja’s woorden? Dat  zijn toch niet meer dan aardige verhalen uit een sprookjesboek van lang geleden! Of mooie toekomstdromen van een idealist die met zijn hoofd in de wolken loopt! Maar nu, vandaag nog?  Dat is te mooi om waar te zijn, en daarom haken ze af en kunnen ze niet langer de visie van Jezus delen. En dan legt Jezus heel fijntjes de vinger op de zere wond: hun ongeloof. Hij verwijst hen naar de profeten Elia en Elisa, die acceptatie ondervonden bij mensen die niet tot Israël behoorden. Was het niet de weduwe van Sarefat uit het heidense Fenicië die redding van God ondervond, en tegen Elia zei: Nu weet ik dat u door God gezonden bent en dat u werkelijk namens God, de HEER, spreekt (1 Koningen 17,24). Zo was het ook de bevelhebber Naäman uit het heidense Syrië  die op het woord van Elisa gereinigd werd van zijn huidziekte en tegen de profeet van zijn geloof getuigde met de woorden: “Nu weet ik dat er op heel de aarde geen God bestaat dan alleen de God van Israël” (2 Koningen 5,15).
Hoe stellen wij als christenen van de 21ste eeuw ons op tegenover de woorden van Jezus? Kunnen wij geloven in Jezus als de profeet en de Zoon van God die ook voor ons hier en nu een boodschap van licht en liefde heeft? Of trekken wij ons terug in een hooghartig scepticisme of in een zogenaamd kritisch en rationeel denken, en wijzen wij hem de deur met de woorden: “Komt u een andere keer maar eens terug.” Kunnen wij ten diepste aanvaarden dat met Jezus ook voor ons een genadejaar is aangebroken? Dat God door Jezus tot ieder van ons Zijn beloften doet en in Hem redding, licht en genezing brengt? Wij kunnen ons spiegelen aan de weduwe en aan de bevelhebber en ons aansluiten bij hun gelovige aanvaarding van Gods betrouwbare woord en van Zijn heilzame uitwerking.
Heer Jezus, ik wil wel geloven, maar kom mijn ongeloof te hulp! Amen
.

Alfons Jaakke, pr.

Laten we vandaag bidden… voor de huwelijken die dreigen te stranden


Juan de Flandes, Christus op de bruiloft van Cana

Laten we vandaag bidden voor de echtparen die moeilijke momenten beleven in hun wederzijdse relatie, voor hen bij wie het samenleven tot een eind is gekomen en die geloven dat het niet mogelijk is tot verzoening met elkaar te komen. Voor hen die hun gezin uiteen zien vallen in de moeilijke situatie van afstand nemen en moedeloosheid.

Heer,
Dat hun harten zich openen voor een onvoorwaardelijke liefde voor elkaar.
Dat zij elkaar niet bekritiseren zonder elkaar te helpen.
Dat zij God in hun leven laten binnenkomen.
Dat zij overwegen welk goedheid zij samen kunnen delen.
Dat zij elkaars zielen zachter maken.
Dat het pantser dat zij hebben gecreëerd wordt opengebroken door de kracht van het gebed.
Dat het plan van God zich in hen in heel zijn volheid mag verwezenlijken
Heer, ik geloof in U, want U hebt gezegd: “Als iemand zegt tot deze berg, hef u op en stort u in zee, dan zal het gebeuren” (Mt 21,21).  Beminnelijke Heer, U kent de berg van deze situatie en weet van de problemen in dit huwelijk. Ik geloof in U! Ik geloof dat wat ik U ook vraag in het gebed, ik het zal ontvangen volgens uw wil, als het goed is voor onze ziel. Ik bid U de geestelijke ogen van deze man en vrouw te openen opdat zij de duisternis achter zich kunnen laten en tot het licht van de verzoening met elkaar kunnen komen en ook met de steun van uw genade de gezinsband weer kunnen herstellen.

St Augustine Straighten the crooked path

Look at the difference between an upright and a crooked heart. The righteous man realizes that when afflictions or sorrow or humiliations fall on him it is by God’s holy will, and so accepts it. The man with a twisted and perverted heart puts up with it angrily. He agrees that he is a sinner, but says there are many worse than he who are happy.

In fact there are three arguments that his crooked heart puts forward: either there is no God – the fool says that – or God is unjust, or God does not rule the lives of men, and disinterests himself in what happens to them. The upright heart accepts whatever happens to him, saying ‘The Lord has given, the Lord has taken away; as it pleased him so he has done: blessed be the name of the Lord’.

Your tribulations come from God – a punishment for the sinner, a chastisement for the son. If you wish to be a son, don’t expect to escape pains, for ‘He chastises every son he receives’. Every son? Without exception?

Listen. The only begotten Son was without sin, and yet he suffered. He took to himself our infirmity, the head bearing the members of the body in his person. As man he went to his Passion sorrowful that you might rejoice, in anguish that you might be consoled. He said, ‘My soul is sorrowful even unto death, but not what I will but what you will, Father’.

Psalm 31. 25, 26 and passim

vrijdag 29 januari 2016

Liturgia Horarum / Getijdengebed Het geheim van de dood






Het raadsel van het menselijk bestaan wordt het grootst bij het feit van de dood. Hier wordt de mens niet alleen gekweld door de gedachte aan de begeleidende pijn en de voortschrijdende ontbinding van het lichaam, maar ook, ja meer nog, door de vrees, dat dit het absolute einde is. Maar door een innerlijke overtuiging des harten oordeelt hij inderdaad juist, als hij een totale en definitieve ineenstorting en ondergang van zijn persoonlijkheid verafschuwt en verwerpt. Want het zaad der eeuwigheid, dat hij in zich draagt en niet te herleiden is tot louter stof, verzet zich tegen deze doods-gedachte. Alle pogingen van de menselijke wetenschap, hoe nuttig ook, zijn hier niet in staat de angst van de mens tot bedaren te brengen: de verlenging immers van zijn biologische levensduur kan aan dat onuitroeibaar verlangen van zijn hart naar een leven, dat daarboven uitgaat, niet voldoen.

Terwijl voor het mysterie van de dood alle voorstellingen mislukken, kan tóch de Kerk, door goddelijke openbaring onderricht, verzekeren, dat de mens, over de grenzen van de aardse ellende heen, door God is geschapen voor een gelukkige eindbestemming. Bovendien leert het christelijke geloof, dat de lichamelijke dood - waaraan de mens, als hij niet gezondigd had, niet onderworpen was geweest – overwonnen zal worden, wanneer de mens door de almachtige en barmhartige Verlosser hersteld zal worden in het heil, dat hij door zijn schuld had verloren. Want God heeft de mens geroepen en roept hem nóg, om Hem met alle krachten van zijn natuur aan te hangen in de blijvende vereniging met het onvergankelijke goddelijke leven. Deze overwinning, namelijk dat Hij door zijn eigen dood de mens van diens dood heeft bevrijd, heeft Christus bij zijn verrijzenis tot het leven behaald. Aan ieder mens, die dit overdenkt geeft het geloof, dat op dergelijke argumenten wordt voorgehouden, een antwoord op zijn angstige vragen omtrent zijn toekomstig lot. Tegelijk geeft het de mens zijn vermogen om in Christus gemeenschap te onderhouden met zijn dierbaren, die hem tot de dood zijn ontrukt, en geeft hem dit de hoop, dat zij bij God aan het ware leven deelachtig zijn geworden.

De christen kent ongetwijfeld de noodzaak en de plicht door veel wederwaardigheden tegen het kwaad te strijden en ook de dood te ondergaan; maar opgenomen in het Paasmysterie en gelijkvormig geworden aan Christus’ dood, snelt hij in hoop versterkt de verrijzenis tegemoet.

Dit geldt niet alleen voor de christen-gelovigen maar voor alle mensen van goede wil, in wier hart de genade op onzichtbare wijze werkt. Want omdat Christus voor alle mensen gestorven is en de hoogste roeping van de mens in waarheid deze ene is, namelijk een goddelijke moeten wij vasthouden , dat de Heilige Geest aan allen de mogelijkheid biedt om op een wijze, die God alleen bekend is, deel te hebben aan dit Paasmysterie.

Zodanig en zo groot is het mysterie van de mens, dat door de christelijke openbaring voor de gelovigen helder is gaan lichten. Dóór Christus en in  Christus wordt derhalve het raadsel van het lijden en de dood duidelijk, dat echter zonder het Evangelie ons overmant. Christus is verrezen en door zijn dood heeft Hij de dood vernietigd en ons het leven geschonken, zodat wij, zonen in Gods Zoon, in de Geest kunnen uitroepen: Abba, Vader!

(Pastorale Constitutie ‘Gaudium et Spes’ van het IIe Vaticaans Concilie
Over de Kerk in de wereld van deze tijd, nn. 18.22)

Laten we bidden voor degenen die in doodsstrijd verkeren



O clementissime Jesu, amator animarum,
obsecro te, per agoniam Cordis tui sanctissimi
et per dolores Matris tuae immaculatae,
lava in Sanguine tuo peccatores totius mundi
nunc positos in agonia et hodie morituros.
Amen.

Cor Jesu in agonia factum,
Miserere morientium.

O allermildste Jezus, Minnaar van de zielen,
ik smeek U, door de doodsstrijd van uw allerheiligste Hart,
en door de smarten van uw onbevlekte Moeder,
zuiver in uw Bloed de zondaars van heel de wereld
die zich nu in doodsstrijd bevinden en vandaag zullen sterven.
Amen.

Hart van Jezus in doodsstrijd,
Ontferm U over de stervenden

donderdag 28 januari 2016

Liturgia Horarum Uit een toespraak van de heilige priester Thomas van Aquino († 1274)

Het kruis is een voorbeeld van alle deugden.
 
Was het wel nodig dat de Zoon van God voor ons leed? Wel zeker, en men kan er twee belangrijke redenen voor aanvoeren: ten eerste, dat dit lijden als geneesmiddel dient tegen de zonden; ten tweede, dat het een voorbeeld is voor al ons handelen.
Een geneesmiddel, omdat wij in het lijden van Christus een geneesmiddel vinden tegen het kwaad dat wij door onze zonden over ons afroepen.
Maar even nuttig is dit lijden, omdat het ons een voorbeeld geeft. Het lijden van Christus is immers voldoende om ons leven volkomen inhoud te geven. Want ieder die volmaakt wil leven, hoeft alleen maar te versmaden wat Christus op het kruis heeft versmaad en alles te verlangen wat Christus heeft verlangd. Het kruis is een voorbeeld van alle deugden.
Zoekt u een voorbeeld van liefde? ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden’ (Joh. 15, 13). Dit deed Christus op het kruis. Als Hij dus zijn leven voor ons heeft gegeven, mag het ons ook niet moeilijk vallen om ter wille van Hem tegen al het kwaad stand te houden.
Zoekt u geduld? De hoogste vorm van geduld vindt u op het kruis. Twee redenen maken het geduld tot een grote deugd: ofwel ondergaat iemand geduldig groot onrecht, of hij duldt dingen die hij zou kunnen ontwijken, maar die hij niet ontwijkt. Maar Christus heeft aan het kruis veel geleden, en met veel geduld, want: ‘Als Hij gescholden werd, schold Hij niet terug’ (1 Petr. 2, 23). ‘Als een schaap werd Hij ter slachtbank geleid en Hij opende zijn mond niet’ (Hand. 8, 32; vgl. Jes. 53, 7). Groot is dus het geduld van Christus aan het kruis. ‘Laten wij vastberaden de wedstrijd lopen waarvoor we hebben ingeschreven. Zie naar Jezus, de aanvoerder en voltooier van ons geloof. In plaats van de vreugde die Hem toekwam, heeft Hij een kruis op zich genomen en de schande niet geteld’ (Heb. 12, 1-2).
Als u een voorbeeld van nederigheid zoekt, zie dan op naar de Gekruisigde, want God wilde onder Pontius Pilatus veroordeeld worden en sterven.
U zoekt een voorbeeld van gehoorzaamheid? Dan moet u Hem volgen die de Vader gehoorzaam is geworden tot de dood toe: ‘Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens’, namelijk Adam, ‘allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Een allen worden gerechtvaardigd’ (Rom. 5, 19).
Als u een voorbeeld van het versmaden van het aardse zoekt, volg dan Hem die is ‘Koning der koningen en Heer der heren’ (Apok. 19, 16), ‘in wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen liggen’ (Kol. 2, 3). Hij hing naakt aan het kruis, werd bespot, bespuwd, gegeseld, met doornen gekroond en tenslotte met azijn en alsem gelaafd.
Zoekt dus geen bevrediging in kleding en rijkdom, want ‘zij hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld’ (vgl. Mt. 27, 35 Vulg.; Ps. 22 (21), 19); niet in eerbewijzen, want Hij heeft bespottingen en geselslagen ondergaan; ook niet in ereambten, want zij ‘vlochten een doornenkroon en zetten Hem die op’ (Mc. 15, 17); en bovendien niet in zingenot, want ‘zij lesten mijn dorst met azijn’ (Ps. 69 (68), 22).

Gebed van de heilige Thomas van Aquino vóór de H.Mis


Almachtige eeuwige God,
ik mag naderen tot het Sacrament van uw eniggeboren Zoon,
onze Heer Jezus Christus.
Ik kom als een zieke tot de Geneesheer ten leven,
als een onreine tot de bron van barmhartigheid,
als een blinde tot het licht van de eeuwige klaarheid,
als een arme en behoeftige tot de Heer van hemel en aarde.
Ik doe dan ook een beroep
op de overvloed van uw grenzeloze goedheid:
wil mijn zwakheid genezen,
was al mijn smetten van mij af,
maak een einde aan mijn blindheid,
verander mijn armoede in rijkdom
en bekleed mij in al mijn schamelheid.
Laat mij het Brood van de engelen ontvangen,
met eerbied en ootmoed,
met berouw en toewijding,
met een zuiver en gelovig hart
en met een oprechte bedoeling,
zodat het mijn geestelijk welzijn ten goede komt.
Ik bid U: geef dat ik van het Lichaam en Bloed des Heren
niet alleen het teken ontvang,
maar ook de werkelijkheid en de kracht
die aan dit teken eigen zijn.
Goede God,
laat mij het Lichaam en uw eniggeboren Zoon,
onze Heer Jezus Christus, geboren uit de maagd Maria,
zó ontvangen, dat ik tot zijn Mystiek Lichaam mag behoren
en één mag zijn met zijn ledematen.
Liefdevolle Vader,
geef dat ik uw beminde Zoon,
die ik nu onder de sluier van tekenen ga ontvangen,
eens met ongesluierd gelaat voor altijd mag aanschouwen,
zoals Hij met U leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.

dinsdag 26 januari 2016

St Theresa of Avila Eucharist




If, while Jesus lived in the World, the mere touch of His garments healed the sick, who can doubt  that when He is dwelling in the very centre of our being He will work wonders of healing in us if we have a living faith in Him?
Will He not grant our petitions while He is our Guest? His Majesty is not a bad Paymaster for a good inn.
Are you grieved at not seeing Him with your bodily eyes? That would be a different matter now that He is glorified, from what is was when he lived in the world.  Human nature would be too weak to bear it.
Beneath the accidents of bread, He is accessible – if the King disguises Himself, we can  converse with Him without ceremonies and court etiquette: indeed He seems to have waived His claim to them by appearing incognito.
Take pleasure in remaining in His society: do not lose such precious time, for this hour is of the utmost value to the soul, and the good Jesus desires you to spend it with Him.

[The Way of Perfection (1935) 34:9,10]