maandag 31 oktober 2016

Introitus Allerheiligen - Gaudeamus omnes in Domino

Martyrologium Romanum 1 november

Allerheiligen, het hoogfeest van alle heiligen die met Christus in de heerlijkheid zijn. De heilige Kerk die nog op aarde pelgrimeert, eert op dit hoogfeest in één feestvreugde hun gedachtenis en ook de hemel, waaraan zij deel hebben, juicht het uit. Zo wordt de Kerk door hun voorbeeld aangespoord, verheugt zij zich over hun bescherming en zal zij hun overwinningskroon ontvangen, wanneer zij de goddelijke majesteit zal aanschouwen tot in de eeuwen der eeuwen.

zaterdag 29 oktober 2016

Met Gods Genade


Onze rechtvaardiging komt voort uit Gods genade. De genade is een gunst, een belangeloze hulp die God ons biedt om zijn oproep te beantwoorden: kinderen van God te worden, aangenomen zonen,
deelhebbers aan de goddelijke natuur en aan het eeuwig leven.

De genade is een deelname aan het leven van God en leidt ons binnen in de innigheid van het trinitair leven: door het Doopsel heeft de Christen deel aan de genade van Christus, hoofd van zijn lichaam. Als "aangenomen zoon" kan hij God voortaan "Vader" noemen in de eenheid met de enige Zoon. Hij ontvangt het leven van de Geest die hem de liefde ingeeft en de Kerk opbouwt.

 
Deze roeping tot het eeuwig leven is bovennatuurlijk. Ze hangt helemaal af van het vrij geschonken initiatief van God, want alleen Hij kan zich openbaren en zichzelf schenken. De roeping tot het eeuwig leven gaat de vermogens van het verstand en de krachten van de wil van een mens te boven evenals die van elk schepsel.

De genade van Christus is de vrije gave die God ons van zijn eigen leven geeft. Door de heilige Geest stort Hij deze gave in onze ziel uit om haar van de zonde te genezen en haar te heiligen: dat is de heiligmakende of vergoddelijkende genade, ontvangen in het Doopsel. Ze is in ons de bron voor de verdere heiliging:
Zo is dus wie in Christus is, een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen. En dit alles komt van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend (2 Kor. 5, 17-18).
...
 Omdat de genade van bovennatuurlijke aard is, valt ze buiten onze ervaring en kan ze slechts gekend worden door het geloof. Wij mogen dus niet steunen op onze gevoelens of onze handelingen om daaruit af te leiden dat we gerechtvaardigd en gered zijn.

Het woord van de Heer luidt evenwel: "Aan hun vruchten zal men ze kennen" (Mt. 7, 20). Daarom biedt de overweging van Gods weldaden in ons leven en in het leven van de heiligen ons de waarborg dat Gods genade in ons werkzaam is en ons zo oproept tot een steeds groter geloof en tot een houding van vertrouwvolle armoede. Een zeer mooi beeld van deze houding is te vinden in het antwoord dat de heilige Jeanne d'Arc gaf op een strikvraag van haar kerkelijke rechters: "Op de vraag of ze soms weet of ze in Gods genade is, antwoordt zij: 'Als ik er niet in ben, moge God mij erin brengen; als ik er wel in ben, moge Hij mij erin bewaren'."

zie en met dank rkdocumenten

donderdag 27 oktober 2016

Avondgebed



Als een boek ligt heel mijn wezen,
voor Uw aanschijn open, Heer.
Wil mijn grote schuld niet lezen
op Uw goedheid hoop ik, Heer.

Wil dat droef deel van mijn leven,
waar, op weinig zwarte blaân,
al mijn schuld staat uitgeschreven
voor vandaag maar overslaan.

‘k Heb niet over U te klagen,
klaagt ook Gij niet over mij;
‘k Heb alleen U iets te vragen
vraag ook Gij dan iets aan mij.

Op Uw goedheid mag ik hopen,
als een boek met nieuw begin
ligt mijn leven voor U open:
schrijf er, Heer, Uw leven in.
Jacques Schreurs, priester-dichter [1893-1966]



Jacobus Hubertus Schreurs is vooral bekend geworden vanwege zijn boek "Kroniek eener Parochie" waarop de beroemde televisieserie uit de jaren zeventig "Dagboek van een herdershond" is gebaseerd.

Foto: De priester Jacques Schreurs tussen religieuzen van de Goddelijke Voorzienigheid; op de achtergrond Huize Aerwinkel onder Posterholt, gemeente Roerdalen, in 1854 gebouwd door architect Pierre Cuypers.

Liturgia Horarum - Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.

 
Uit het commentaar van de heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië († 444), op het evangelie van Johannes
  
Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.
 
Onze Heer Jezus Christus stelde leiders en leraren aan voor de hele bewoonde wereld, beheerders van zijn goddelijke geheimen. Hij droeg hen op als lampen te schijnen en te stralen. Zij moesten niet alleen een licht zijn voor het joodse land, maar veeleer voor alles wat ligt onder de zon en voor de mensen die overal verspreid hun woonplaats hebben. Terecht zegt Paulus dat niemand zich die waardigheid kan aanmatigen, maar alleen hij die geroepen wordt door God (vgl. Heb. 5, 4). Want tot deze roemrijke zending koos onze Heer Jezus Christus vóór alle anderen zijn eigen leerlingen.
Als pijlers en als een grondslag van de waarheid (vgl. 1 Tim. 3, 15) stonden de apostelen. De Heer zond hen, zegt Hij, zoals de Vader Hem gezonden heeft (vgl. Joh. 20, 21). Daarmee wijst Hij op de waardigheid van de zending en de onvergelijkelijke eer van de hun verleende volmacht. Zo te zien geeft Hij daarbij ook een aanwijzing voor de taakvervulling door de apostelen. Want Hij meende zijn eigen leerlingen zo te moeten zenden als de Vader Hem gezonden had. Maar was het dan niet nodig dat zij die Hem hierin moesten navolgen, inzagen met welke opdracht de Vader zijn Zoon had gezonden?
Daarom heeft de Heer ons op verschillende manieren de aard van zijn zending duidelijk gemaakt. Zo zegt Hij: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen maar om zondaars te roepen, opdat zij zich bekeren’ (Lc. 5, 32). En verder: ‘Ik ben uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft’ (Joh. 6, 38). En ook: ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered’ (Joh. 3, 17).
Met slechts enkele woorden omschrijft Hij de bedoeling van het apostolaat als Hij zegt dat Hij hen zendt zoals de Vader Hem gezonden heeft. Daardoor weten de leerlingen dat het hun taak is zondaars tot inkeer te roepen, zieken naar lichaam of geest te genezen, in de uitoefening van hun opdracht zeker niet hun eigenbelang te zoeken, maar de wil te volbrengen van Hem die hen gezonden heeft, en naar vermogen bij te dragen tot de redding van de wereld.
Wij zullen bemerken dat de leerlingen in dit alles door hun ijver hebben uitgeblonken - en het is niet moeilijk om tot deze overtuiging te komen - als men de Handelingen van de Apostelen en de brieven van Paulus leest.

Donderdag, dag van de H. Eucharistie 5

Inleiding op de votiefmis van de H. Eucharistie

“Onze strijd is niet gericht tegen mensen, maar tegen de heersers en machthebbers der duisternis”, zegt Sint Paulus. “Neem daarom de wapens van God op, om weerstand te kunnen bieden” (Cf. Ef 6,12.13).
Er zijn mensen die met groot geloof in het leven staan. God heeft mens en wereld lief en daarom zijn er altijd nieuwe kansen, openen zich ook steeds nieuwe wegen waar we kunnen vastlopen.
Hulp komt vaak uit onverwachte hoek. In die zin wordt Jezus vandaag door de Farizeeën gewaarschuwd voor Herodes. Hij antwoordt dat Hij demonen uitdrijft en zieken geneest, warbij Hij verwijst naar de voltooiing op de derde dag (Cf Luc 13, 31-32).
Wij vieren de H. Eucharistie als paasmysterie, om ons gesterkt te weten, in liefde verbonden met de Heer en met elkaar.
Hij noemt Zichzelf het Brood des Levens. Hij wil ons oprichten en verheffen, steeds inniger opnemen in Zijn liefde.
Zalig zij, die genodigd zijn aan het bruiloftsmaal van het Lam. Deze woorden horen wij in elke Eucharistieviering. Wat wij hier vieren is de voorafbeelding van wat ons te wachten staat.
Kwaad en angst zullen verdwenen zijn, wanneer wij de Mensenzoon in al Zijn glorie zullen zien.
De grootste gave die wij Hem kunnen geven is belangeloze liefde.

Bereiden wij ons daarop voor door een oprechte schuldbelijdenis…

Donderdag, dag van de H. Eucharistie 4


Vaticanum II
Constitutie over de Heilige liturgie
nr. 47

Onze Verlosser heeft bij het laatste avondmaal, in de nacht, waarin Hij werd verraden, het eucharistisch Offer van Zijn Lichaam en Bloed ingesteld, om hierdoor het kruisoffer door de eeuwen heen voort te zetten tot aan Zijn komst en zo aan Zijn geliefde bruid, de Kerk, het gedachtenisteken van Zijn dood en verrijzenis toe te vertrouwen: het sacrament van goedheid, teken van eenheid, band van liefde (1), het paasmaal, "waarin Christus wordt genuttigd, de ziel met genade wordt vervuld en ons een onderpand wordt geschonken van de toekomstige heerlijkheid." (2)
(1)   Vgl. H. Augustinus, In Ioannis Evangelium Tractatus XXVI, hfdst. VI, nr. 13: PL 35, 1613

(2)  Romeins Brevier, officie van Sacramentsdag, tweede vespers, antifoon bij het Magnificat.

Donderdag, dag van de H. Eucharistie 3


Kom vroeger dan anders
Wilt ge weten, broeders, hoe ge u moet gedragen, wanneer ge het geluk wilt smaken de goede God in uw hart te ontvangen? Doe zoals die goede christen, die iedere week te communie ging. Hij gebruikte drie dagen voor de dankzegging en drie dagen om zich voor te bereiden. Wel, wie belet u hetzelfde te doen en er al uw dagelijkse bezigheden bij te betrekken? In de dagen van voorbereiding moet ge u onderhouden met Jezus Christus, die heerst over uw hart en die een bezoek wil brengen aan uw ziel om haar met weldaden en geluk te overladen. Ge moet de Heilige Maagd, ja alle Engelen en Zaligen in de hemel aanroepen, opdat zij de goede God namens u zullen bidden dat ge Hem zo waardig mogelijk mag ontvangen. Kom op de bewuste dag vroeger dan anders naar de heilige Mis en tracht de gebeden en de handelingen van de priester nog aandachtiger te volgen. Uw geest en uw hart moeten voortdurend aan de voet van het altaar zijn, zij moeten onophoudelijk smachten naar het gelukkige ogenblik  van Jezus’ komst. Dan zullen uw gedachten niet meer naar deze wereld uitgaan, maar enkel en alleen naar de hemel. Ja, ge moet u zó intens in het  naar God verdiepen, dat ge voor de wereld als het ware sterft. Ge moet uw getijden, uw rozenkrans en uw oefeningen zo vurig mogelijk bidden om in u het geloof en de hoopte doen herleven, maar vooral een grote liefde tot Jezus Christus die over enkele ogenblikken van uw hart Zijn tabernakel zal maken of, als ge wilt, een kleine hemel. Mijn God, wat een geluk en wat een eer voor armzalige mensen zoals wij!
Een grote eerbied moeten we Hem betuigen, broeders, we zijn immers zo ellendig…Maar van de andere kant mogen we hopen dat Hij medelijden met ons zal hebben. Nadat ge uw oefeningen hebt gebeden, moet ge uw communie aan God opdragen voor uzelf of voor anderen. Tenslotte staat ge op om u naar de heilige tafel te begeven: aan uw ingetogen houding moet men kunnen zien dat gij iets groots gaat doen. Ge knielt neer en tracht nogmaals het geloof in u wakker te roepen dat u de diepte van uw geluk zal doen gevoelen. Uw geest en uw hart zullen geheel en al aan God overgegeven zijn. Kijk voor u, sla uw ogen neer, vouw uw handen en bid een akte van geloof. Als ge op uw beurt moet wachten, wek dan een grote liefde tot Jezus Christus in u op en bid nederig dat Hij zich moge verwaardigen Zijn intrek te nemen in uw armzalig hart.
Zodra het grote geluk hebt gehad Hem te ontvangen,  moet ge eerbiedig opstaan, naar uw plaats terugkeren, neerknielen en niet meteen een kerkboek of uw rozenkrans nemen. Ge moet u enkele ogenblikken onderhouden met Jezus Christus, die gedurende een kwartier met ziel en lichaam in uw hart vertoeft evenals Hij tijdens Zijn sterfelijk leven op aarde verbleef. Wat een oneindig  geluk! Wie zal het ooit kunnen begrijpen? Er is helaas bijna niemand, broeders, die het begrijpt…Nadat ge de goede God alle genade hebt gevraagd die ge voor uzelf of voor anderen verlangt, moet ge uw gebeden voortzetten. Bid de vaste gebeden voor en na de communie en nodig de Heilige Maagd samen met alle engelen en heiligen uit om de goede God namens u te danken. Blijf na de Mis nog even bidden om God te vragen dat Hij u moge helpen bij de uitvoering van uw goede voornemens. Wanneer ge de kerk verlaat, moet ge onderweg niet blijven praten. Denk liever aan het geluk dat ge Jezus Christus hebt mogen ontvangen, en ga rechtstreeks naar huis.
Als ge tussen de heilige diensten nog tijd over hebt, moet ge daar gebruik van maken om wat goede lectuur ter hand te nemen of een bezoek te brengen aan het H. Sacrament en God te danken voor de genade die Hij u ’s morgens geschonken heeft. Houd u zo min mogelijk bezig met de dingen van deze wereld. Ge moet integendeel zó streng over al uw gedachten, woorden en handelingen waken, dat Gods genade voor altijd bij u blijft.

Uit: De Preken van de heilige pastoor van Ars. Jean-Baptiste Marie Vianny,  Uitg.:  Lannoo nv, Tielt 1991, blz.: 163, 164 en 165.

Donderdag, dag van de H. Eucharistie 2


In weerwil van alles geloven in het geroepen-zijn

Twee pelgrims op weg naar Compostella de Santiago betraden op het einde van de morgen een kleine kerk in Noord-Frankrijk, juist op het moment dat de H.Mis bezig was.
Er was niemand aanwezig, niemand van het dorp zelf, niemand die ook onderweg was; de pastoor stond alleen achter het altaar.
Een van de pelgrims vroeg zich af hoe het mogelijk was dat deze priester de H.Mis kon opdragen terwijl, afgezien van henzelf als toevallige voorbijganger, niemand maar ook niemand het de moeite waard achtte de H.Mis mee te vieren.

Die vraag legt hij na de H.Mis aan de priester voor waarop het antwoord komt: “Het teken is gesteld”….

Donderdag, dag van de H. Eucharistie 1


In de geschiedenis van de Kerk en ook heilseconomisch gezien heeft de donderdag een bijzonder karakter: het is de dag van het Laatste Avondmaal, de dag van de Instelling van de H. Eucharistie.
De donderdag na Pinksteren werd door paus Urbanus IV in 1264 als hoogfeest van het ‘Corpus Domini’ ingesteld als een verplicht feest voor heel de Kerk. Deze paus deed eerder als aartsdiaken Jacques Pantaléon de Troyes dienst in het Bisdom Luik. Hij had de H. Juliana de  Cornillon, mystica, + 1258, die middels een visioen werd geroepen de devotie tot het H. Sacrament te bevorderen, gekend en werd eveneens voor dit feest gewonnen.

Het officieformulier van de donderdag - feria quinta - in het Romeinse brevier refereerde regelmatig aan de H. Eucharistie en ook in Liturgia Horarum, het postconciliaire Getijdengebed, vindt men in de Preces gebedsintenties die betrekking hebben op het leven vanuit de H. Eucharistie en op het ambt en leven van de priesters. Door het woord van de Heer Jezus tijdens het Laatste Avondmaal ‘Doet dit ter gedachtenis aan Mij’ heeft Hij de Apostelen, hun opvolgers en hen die daartoe de heilige wijding ontvangen bestemd om het H. Offer op te dragen.

dinsdag 25 oktober 2016

Kardinaal Newman - Wat wij zien, is niet de diepste werkelijkheid.

Uit de preken van John Henry Newman († 1890)
 
De kerk, de woonstede van God in de Geest.
 
Onze Heer Jezus Christus heeft na zijn dood op het kruis voor onze zonden en na zijn hemelvaart, de wereld niet achtergelaten zoals Hij haar had aangetroffen, maar Hij schonk haar zijn zegenende aanwezigheid. Hij liet in de wereld iets achter wat er vroeger niet was: een intieme plaats om te genieten van het geloof en de liefde, overal waar men zich bevindt, ondanks de wereld die ons omringt. ‘Een woonstede van God in de Geest’ (Ef. 2, 22). Dit is de kerk van God, het ware huis van zijn blijvende zorg, zijn eigen hemels hof waar Hij woont, omringd door heiligen en engelen, een huis waar Hij ons binnenleidt als nieuwe mensen, herboren in de Geest, en waar wij de uiterlijke wereld en zijn vele zorgen vergeten.
Ook de joden hadden zulk een toevluchtsoord, hun eigen materiële tempel, die wijken moest voor de tempel die Christus ons bereidde. Die tempel, gebouwd op de berg Sion, majestueus als het paleis van een koning, was een oord van aanbidding voor vrome mensen, een ontvangstplaats, een toevlucht voor de wereld met zijn lijden en angsten, een voorsmaak van Gods tegenwoordigheid. Geen wonder dat David er met zulke intieme gevoelens over spreekt en er met droefheid en heimwee aan terugdenkt als hij ver van de tempel vertoeft. ‘Hoe lief is mij uw woning, Heer der hemelmachten, mijn ziel verlangt en hunkert naar uw heiligdom. Mijn hart en heel mijn wezen gaan juichend uit naar U, de God die leeft... Gelukkig zij, die wonen in uw huis, o Heer, die U daar altijd mogen prijzen... Voor mij is één dag in uw voorhof beter dan elders duizend dagen. Veel liever sta ik op de drempel van Gods huis, dan dat ik gast ben in de tent van zondaars’ (Ps. 84 (83), 2.3.5.11).
De joodse tempel was aan een plaats gebonden. Hij kon niet een huis zijn voor de gehele wereld, zelfs niet voor een gehele natie, alleen voor enkele uitverkorenen uit de menigte. De tempel echter die Christus ons gaf, is een onzichtbare en geestelijke verblijfplaats van God, toegankelijk voor alle mensen. De Heer zegt: ‘De komst van het rijk Gods kunt ge niet waarnemen. Men kan niet zeggen: kijk, hier is het of daar is het. Want het rijk Gods is midden onder u’ (Lc. 17, 20-21). En tot de Samaritaanse vrouw zegt Hij: ‘Er zal een uur komen, ja het is er al, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. God is Geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem in geest en waarheid aanbidden’ (Joh. 4, 23-24).
‘In geest en waarheid’: alleen als zijn tegenwoordigheid onzichtbaar is, kan zij werkelijk zijn. Wat wij zien is niet de diepste werkelijkheid. Wat aan het stof gebonden is, gaat ook aan het stof te gronde. Wat in de tijd verloopt, gaat met de tijd verloren. Wat aan één plaats gebonden is, is slechts voor weinigen toegankelijk. Maar de christelijke tempel is overal waar christenen samen zijn in Christus’ naam.
Wij kunnen er binnentreden en onze plaats innemen in de gemeenschap van de heiligen, Gods hemelse familie, even werkelijk als de joodse aanbidders binnentraden in de voorhoven van de tempel. Wat de zichtbare tempel was voor de joden, dit - en nog veel meer - is het koninkrijk der hemelen voor ons. Dit is onze toevlucht en onze bescherming. Het bewaart ons voor de wereld.

Marialiederen - Maria, roem der trouwe stad - Koningin der Friezen

Inleiding bij de Votiefmis van de Verrijzenis vandaag




Kerk-zijn is ook het lijden dat de Kerk onvermijdelijk tekent: meedragen.
Dat betekent trouw zijn aan de boodschap van de Heer en aan zijn Lijden, Dood en Verrijzenis.
De eerste geloofsbelijdenis was: “Hij is verrezen, de Heer leeft!”
Als wij die Verrijzenis bezingen in de Paasnacht, klinkt in alle duisternis: “Lumen Christi!”
Als het Licht van Christus doorbreekt zullen alle werken van het kwaad worden afgewezen.
In die kracht verrichtten de Apostelen wonderen van genezing en herkende Maria Magdalena na enig aarzelen haar Heer.
Het verrijzenisleven is van een heel andere orde, dan wij ons  - soms met al te menselijke beelden – voorstellen.
Geloven in de Verrijzenis en het eeuwige leven vraagt dat wij het verbond van God, in al zijn rijkdom en diepte trouw zijn en steeds opnieuw beleven.
Met ons Doopsel is het nieuwe leven in Christus aangebroken.
In iedere Eucharistie wordt deze realiteit verdiept en gevoed, door het woord van de Heer en door zijn aanwezigheid in zijn Lichaam en Bloed.
Christus nodigt ons uit binnen te treden in zijn Leven.
Vragen wij oprecht om vergeving zodat we daartoe waardig zijn.

zondag 23 oktober 2016

St. Augustine of Hippo

St. Augustine of Hippo is the patron of brewers because of his conversion from a former life of loose living, which included parties, entertainment, and worldly ambitions. His complete turnaround and
conversion has been an inspiration to many who struggle with a particular vice or habit they long to break.

This famous son of St. Monica was born in Africa and spent many years of his life in wicked living and in false beliefs. Though he was one of the most intelligent men who ever lived and though he had been brought up a Christian, his sins of impurity and his pride darkened his mind so much, that he could not see or understand the Divine Truth anymore. Through the prayers of his holy mother and the marvelous preaching of St. Ambrose, Augustine finally became convinced that Christianity was the one true religion.

Yet he did not become a Christian then, because he thought he could  never live a pure life. One day, however, he heard about two men who had suddenly been converted on reading the life of St. Antony, and he felt terrible ashamed of himself. "What are we doing?" he cried to his friend Alipius. "Unlearned people are taking Heaven by force, while we, with all our knowledge, are so cowardly that we keep rolling around in the mud of our sins!"

Full of bitter sorrow, Augustine flung himself out into the garden and cried out to God, "How long more, O Lord? Why does not this hour put an end to my sins?" Just then he heard a child singing, "Take up and read!" Thinking that God intended him to hear those words, he picked up the book of the Letters of St. Paul, and read the first passage his gaze fell on. It was just what Augustine needed,
for in it, St. Paul says to put away all impurity and to live in imitation of Jesus. That did it! From then on, Augustine began a new life.

He was baptized, became a priest, a bishop, a famous Catholic writer, Founder of religious priests, and one of the greatest saints that ever lived. He became very devout and charitable, too. On the wall of his room he had the following sentence written in large letters: "Here we do not speak evil of anyone." St. Augustine overcame strong heresies, practiced great poverty and supported the poor, preached very often and prayed with great fervor right up until his death. "Too late have I loved You!" he once cried to God, but with his holy life he certainly made up for the sins he committed before his conversion. His feast day is August 28th.

Paddenpoel nabij priorij


Kloosterhond op surveillance in oprijlaan Hoosden


De Heer is een rechtvaardige God

De Heer is een rechtvaardige God,
Hij kent geen aanzien des persoons.
Hij is niet partijdig tegen de arme,
Hij luistert naar het geween der verdrukten;
Hij wijst het zuchten der wezen niet af,
noch dat van de weduwe als ze blijft klagen.
Haar klagen zal genade vinden
en haar smeken dringt door de wolken heen;
Het schreien van de verdrukte dringt door de wolken heen,
en rust niet voordat het God heeft bereikt;
Het wijkt niet totdat de Almachtige er op neerziet,
en de rechtvaardige Rechter recht heeft verschaft.

Uit het Boek Ecclesiasticus, 35,12-14.16-18

zaterdag 22 oktober 2016

Christus met het kruis


Nicolaas Tzafouris, Christus met het kruis. XVe eeuw. 
Olieverf op hout, 69 x 54 cm.
Metropolitaans Museum, New York.

In die tijd zei Jezus tot het volk: ’s Avonds zegt ge: Het wordt mooi weer, want de hemel is rood. En bij zonsopgang: Vandaag komt er storm, want het rood van de hemel ziet er onheilspellend uit! Dus het aanzien van de hemel weet ge wel te beoordelen; kunt ge het met de tekenen van de tijd dan niet?” (Mt 16,2-3)

Het grootste teken dat Jezus ons heeft gegeven is dat van zijn Lijden, Dood en Verrijzenis. De bovenstaande icoon presenteert ons Jezus, die, bewaakt door soldaten, zijn kruis draagt. De schilder, Nicolaas Tzafouris, leefde en werkte in de stad Candia, op het eiland Kreta, tweede helft van de 15e eeuw.  Zijn stijl is een combinatie van Griekse, Latijnse en ook Italiaanse elementen (bijvoorbeeld de wapenrusting van de legeroverste).

donderdag 20 oktober 2016

Sint Augustinus - God heeft medelijden met ons gehad.

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)
God heeft medelijden met ons gehad.
Gelukkig zijn wij, als wij ook doen wat wij horen en zingen. Horen staat gelijk met zaaien, doen is de vrucht die uit het zaad voortkomt. Dit vooropgesteld, zou ik U, geliefden, willen aansporen om niet vruchteloos de kerk binnen te gaan; dit is het geval wanneer gij zoveel goeds hoort en niets ervan in praktijk brengt. Want ‘aan Gods genade dankt gij uw heil - zoals de Apostel zegt - niet aan uw prestaties; niemand mag zich verhovaardigen’ (Ef. 2, 8-9). Ja, aan Gods genade dankt gij uw heil. Aan onze redding is immers niet een goed leven voorafgegaan dat Gods goedkeuring zou hebben gehad en dat Hem zou hebben bewogen om te zeggen: laten wij deze mensen te hulp komen, laten wij hen helpen in hun nood, want zij leiden een verdienstelijk leven. Integendeel, ons leven was Hem niet welgevallig, alles wat wij deden, beviel Hem niet. Maar wat Hijzelf in ons heeft gedaan, beviel Hem wel. Daarom zal Hij veroordelen wat wij hebben gedaan en zal Hij redden wat Hijzelf tot stand heeft gebracht. Hij zal de slechte daden van mensen veroordelen, maar de mensen zelf redden.
Wij waren dus geen goede mensen. God heeft medelijden met ons gehad en zijn Zoon gezonden die moest sterven, niet voor de goeden maar voor de slechten, niet voor de rechtvaardigen maar voor de goddelozen. Want er staat geschreven: ‘Christus is voor de goddelozen gestorven’ (Rom. 5, 6). En wat volgt hierna? ‘Men zal niet licht iemand vinden die zijn leven geeft voor een rechtvaardige, al zou misschien iemand in een bepaald geval dit van zich kunnen verkrijgen’ (Rom. 5, 7). Misschien kan men iemand vinden die het van zich verkrijgt voor een goede mens te sterven. Maar wie zou willen sterven voor een onrechtvaardige, voor een goddeloze, voor een misdadiger? Wie anders dan Christus alleen, Hij die zo gerechtig is dat Hij zelfs de ongerechtigen rechtvaardigt?
Wij hadden dus, broeders en zusters, geen goede werken, geen enkel, maar al onze werken waren slecht. Ofschoon de daden van de mensen slecht waren, heeft God in zijn barmhartigheid de mensen niet in de steek gelaten. God heeft zijn Zoon gezonden om ons te verlossen, niet met goud of zilver maar door het kostbaar bloed van Christus (vgl. 1 Petr. 1, 18-19). Hij is het lam zonder vlek dat ter slachtbank is geleid voor de bevlekte schapen. Wat zeg ik: bevlekte? Waren zij maar bevlekt en niet geheel en al besmet! Wij hebben dus deze genade ontvangen. Laten wij een leven leiden dat hiermee in overeenstemming is, om aan zo’n grote genade geen onrecht te doen. Zo’n groot geneesheer heeft ons bezocht en bevrijd van al onze zonden. Als wij opnieuw ziek willen worden, zijn wij niet alleen schadelijk voor onszelf, maar zijn wij ook ondankbaar ten opzichte van de geneesheer.
Laten wij dan zijn wegen volgen, de wegen die Christus ons heeft gewezen. Laten wij vóór alles de weg volgen van de nederigheid: Hij is zelf voor ons die weg geworden. Hij heeft ons immers de weg van de nederigheid gewezen door zijn leer, en Hij heeft die weg gebaand door zijn lijden voor ons. Zelf kon Hij niet sterven, maar om voor ons te sterven ‘is het Woord vlees geworden en heeft onder ons gewoond’ (Joh. 1, 14). De Onsterfelijke heeft de sterfelijkheid aangenomen om voor ons te kunnen sterven en om door zijn dood onze dood te doden.
Dat heeft de Heer gedaan, dat heeft Hij ons geschonken. Hij die groot is, heeft zich vernederd; Hij die zich heeft vernederd, is gedood; Hij die gedood is, is verrezen en hoogverheven. Dit alles had tot doel: ons niet als doden achter te laten in het dodenrijk, maar ons in zijn eigen persoon te verheffen bij de opstanding van de doden. Nu reeds heeft de Heer ons verheven door het geloof en de belijdenis waardoor wij gerechtvaardigd zijn. Hij heeft ons dus de weg van de nederigheid geleerd. Als wij deze blijven volgen, belijden wij de Heer en zingen wij terecht: ‘Wij zullen U belijden, God, ja, belijden en uw Naam aanroepen’ (Ps. 75 (74), 2-Vet. Lat.).

zondag 16 oktober 2016

In Pace


Bij het overlijden van een kind
dat in zijn 8e levensjaar,
slechts enkele maanden na zijn Eerste H. Communie,
de stem van de Heer hoorde en zonder dralen uit dit aardse leven
is heengegaan naar het hemel gastmaal.

Blij en opgewekt leidde hij zijn jonge leven, ondanks zijn jeugd
zocht hij welbewust en overtuigd naar God, en hij was als te goed voor deze aarde.
Het was met hem als met de sterren, waarvan de profeet spreekt:
“De sterren flonkerden op hun post en straalden van vreugde:
Zij werden geroepen en zeiden: Hier zijn wij: en zij lichtten vol vreugde voor Hem,”
die hen geschapen heeft, in de hemelse glorie.

Zo wijst hij ons de weg naar God, de weg van het kindschap.
Moge zijn opgang naar de hemel ons de weg naar God bereiden:
mogen wij met de Engelen en de kinderen trouw bevonden worden
om de Overwinnaar van de dood te kunnen toezingen:
Lof en eer zij U voor eeuwig.


Herfstige middagzon rond de Priorij Thabor