dinsdag 28 februari 2017

Liturgia Horarum H. Ambrosius bij de dood van zijn broer Satyrus

Uit het geschrift van de heilige Ambrosius, bisschop van Milaan (†397), over de dood van zijn broer Satyrus

Zoals Adam de eersteling is van de dood, zo is Christus de eersteling van de verrijzenis.

‘Dit is de wil van mijn Vader, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven bezit; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag’ (Joh. 6, 40).

Wie spreekt deze woorden uit? Hij die door zijn dood vele lichamen van gestorvenen deed opstaan. Als we Gods woord niet geloven, mogen we toch wel zijn voorbeeld geloven! We mogen toch wel geloven wat Hij ons beloofd heeft, als we zien dat Hij zelfs volbrengt wat Hij niet beloofd heeft! Welke andere reden had Hij om te sterven, tenzij om te kunnen verrijzen? God kon immers niet sterven, maar ook zijn Zoon, zijn Wijsheid, niet. Aangezien echter alleen dat kan verrijzen wat eerst gestorven is, neemt Hij een menselijk lichaam aan dat sterfelijk is. Als dat lichaam sterft, volgens de wet van de natuur, dan pas kan wat gestorven is, verrijzen. Verrijzen is slechts mogelijk door een mens. Immers, zoals ‘door een mens de dood gekomen is, komt door een mens ook de opstanding van de doden’ (1 Kor. 15, 21).
De mens is dus verrezen, omdat hij gestorven is. De mens komt weer tot leven, maar het is God die tot leven wekt. Eens was Christus een mens naar het vlees, nu is Hij de God-in-alles. Nu kennen wij niet langer de Christus naar het vlees, maar bezitten wij in Hem de genade van het vlees, waardoor wij Hem erkennen als de ‘eersteling van hen die ontslapen zijn’ (1 Kor. 15, 20), als ‘de eerste die van de dood is opgestaan’ (Kol. 1, 8). ‘Eerstelingen’ zijn vruchten van dezelfde soort en wezensaard als de overige, maar zij worden als eerste gave aan God opgedragen om een rijkere oogst te verkrijgen. Zij zijn een godgewijde gave uit naam van alle andere, een plengoffer, als het ware, van de door God herstelde natuur. Zo is Christus de eersteling van hen die ontslapen zijn, niet alleen van hen die ‘in Christus’ ontslapen zijn en die, als het ware aan het doodslot onttrokken, in een vredige sluimer rusten, maar van alle gestorvenen. Want ‘zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven’ (1 Kor. 15, 22). Zoals dus Adam de eersteling is van de dood, zo is Christus de eersteling van de verrijzenis.
Allen zullen verrijzen, maar die algehele voorbestemming is geen reden om te wanhopen voor de rechtvaardige die dan juist de opperste beloning van een deugdzaam leven verwacht. Allen zullen weliswaar verrijzen, ‘maar ieder in zijn eigen rangorde’ (1 Kor. 15, 23), zoals de apostel Paulus zegt. De zegen van Gods goedheid is voor allen bestemd, maar de rangorde van de verdienste is verschillend. Het daglicht schijnt voor iedereen, de zon koestert alle mensen, de regen valt rijkelijk neer om ieders landerijen vruchtbaarheid te geven. Allen worden wij geboren, allen zullen wij verrijzen, maar zowel het leven als het herleven verlopen bij elk van ons in verschillende omstandigheden en naar verschillende genaden. ‘In een oogwenk, bij de laatste bazuin, zullen de doden verrijzen in onvergankelijkheid, en wij, wij zullen van gedaante veranderen’ (1 Kor. 15, 52). Meer nog: in de dood zelf rusten de enen, maar leven de anderen. Rusten is goed, maar leven is beter. Daarom spoort de apostel Paulus de rustenden aan tot het leven, waar hij zegt: ‘Ontwaak, slaper, sta op uit de dood, en Christus’ licht zal over u stralen’ (Ef. 5, 14).

zaterdag 25 februari 2017

Lezingen 8e zondag door het jaar A

Eerste lezing (Jes. 49,14-15)
Uit de profeet Jesaja.
Sion zegt:
“De Heer heeft mij verlaten,
mijn God heeft mij vergeten.”
De Heer antwoordt:
“Kan een vrouw haar zuigeling vergeten?
Zou een moeder zich niet meer ontfermen
over het kind van haar schoot?
En ook al zou een moeder haar kind vergeten,
neen, Ik vergeet u nooit!”

Tweede lezing (1 Kor. 4,1-5)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
men moet ons beschouwen als helpers van Christus,
belast met het beheer van Gods geheimen.
Welnu, van een beheerder wordt geëist,
dat hij betrouwbaar blijkt.
Mij is echter heel weinig gelegen aan uw oordeel
of van enige menselijke instantie.
Ik oordeel niet eens over mijzelf.
Want al ben ik mij van niets bewust,
daarom ga ik nog niet vrijuit.
De Heer is het die over mij oordeelt.
Oordeelt dus niet voorbarig, voordat de Heer gekomen is.
Hij zal wat in het duister verborgen is,
aan het licht brengen,
en openbaar maken
wat er in de harten omgaat.
Dan zal ieder van God lof ontvangen die hem toekomt.

Evangelie (Mt. 6,24-34)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Niemand kan twee heren dienen:
Hij zal de een haten en de ander liefhebben,
ofwel de een aanhangen en de ander verachten.
Gij kunt niet God dienen én de mammon.
Daarom zeg Ik u:
Weest niet bezorgd voor uw leven,
wat ge zult eten en wat ge zult drinken,
en ook niet voor uw lichaam,
wat ge zult aantrekken.
Is het leven niet méér dan het voedsel
en is het lichaam niet meer dan de kleding?
Let eens op de vogels in de lucht:
ze zaaien niet en maaien niet
en verzamelen niet in schuren,
maar uw hemelse Vader voedt ze.
Zijt gij dan niet veel meer dan zij?
Trouwens, wie van u is in staat met al zijn tobben
aan zijn levensweg één el toe te voegen?
En wat maakt gij u zorgen over kleding?
Kijk naar de leliën in het veld:
hoe ze groeien.
Ze arbeiden noch spinnen.
Toch zeg Ik u:
Zelfs Salomo in al zijn pracht
was niet gekleed als een van hen.
Als God nu het veldgewas,
dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen,
zó kleedt,
hoeveel te meer dan u, kleingelovigen?
Maakt u dus geen zorgen over de vraag.
Wat zullen wij eten, en wat zullen wij drinken,
of wat zullen wij aantrekken?
Want dat alles jagen de heidenen na.
Uw hemelse Vader weet wel
dat gij al deze dingen nodig hebt.
Maar zoekt eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid;
dan zal dat alles u erbij gegeven worden.
Maakt u dus niet bezorgd voor de dag van morgen,
want de dag van morgen zorgt voor zichzelf.
Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed.”

Reeks Oratio super munera Achtste zondag door het jaar "Een hulp op weg naar eeuwig geluk"

Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven”
Achtste zondag per annum / door het jaar

Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie

Laat wat in uw ogen verdienstelijk is, voor ons  een hulp zijn op weg naar eeuwig geluk.

I n l e i d i n g
God geeft ons brood en wijn om deze aan zijn heilige Naam aan te bieden. De gaven zijn afkomstig van God, aan Wie wij ze aanbieden. Uit zijn eigen schepping brengt de Kerk Hem met dankzegging een offer, wij bieden Hem het zijne aan.

Maar als wij dit doen, beschouwt Hij dat niet minder dan als een persoonlijke dienst van onze kant. In zijn vrijgevigheid schenkt Hij ons ook de verdienste : in de oratie wordt de offerande van de door God geschonken gaven als meritum (meritum) aangemerkt. “God bewerkt immers in ons het willen en het werken om zijn heilsplan te voltooien” ( Fil 2, 13). We kunnen dus spreken van een “geschonken verdienste”, het is een gave van Gods goedheid. De genade is voorafgegaan; wij geven wat wij God verschuldigd zijn en daartoe zijn wij alleen in staat door Gods genade.

De bisschop van Hippo, Sint Augustinus (+ 430) onderricht  in Brief 194, 19 op een welsprekende manier: “Welke is, bijgevolg, de verdienste van de mens vóór de genade, door welke verdienste hij de genade ontvangt, aangezien geen enkele goede verdienste van onze kant in ons kan werken tenzij door de genade, en wanneer God onze verdiensten kroont, kroont Hij dan iets anders dan zijn gaven?”  De theologie van dit onderricht, zelfs de sleuteltekst van Augustinus, wordt verwoord in de Prefatie “De Sanctis” – De glorie van de Heiligen: “… als Gij hun verdiensten bekroont, bekroont Gij uw eigen gaven…” Ook in de tekst van de oratie super munera van deze zondag wordt duidelijk dat de Kerk voortgaat deze traditionele theologie van genade en verdienste te bewaren, zoals door Sint Augustinus in de vijfde eeuw bloemrijk beschreven.

L i t u r g i s c h e  a n t e d e n t e n
In de versies van het Missale Romanum vóór de Novus Ordo van 1969 kwam het Gebed over de gaven van deze zondag niet voor, maar de oratie is, zoals die van de vorige zondag, afkomstig uit het Sacramentarium Leonianum, 494, Verona, kapittelbibliotheek LXXXV; 2e helft 6e eeuw, uit de collectie oraties voor de maand juli. Deze codex werd in Rome samengesteld en bevat gebeden die in Rome werden gebruikt.
Het Sacramentarium Veronese Vetus bevat gebeden van de hand van de H. Paus Leo I (+461); hij voorzag het Latijn van de oraties van fraaie stijlfiguren.
T e k s t
Missale Romanum – 1970
Deus, qui offerenda tuo nomini tribuis,
et oblata devotioni nostræ servitutis ascribis,
quæsumus clementiam tuam,
ut, quod præstas unde sit meritum,
proficere nobis largiaris ad præmium.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
God, Gijzelf geeft ons wat wij U moeten aanbieden,
en deze gaven rekent Gij ons toe vanwege de hulde die wij U brengen.
Wij bidden U:
laat datgene wat in uw ogen verdienstelijk is
ons een hulp zijn op de weg naar het eeuwig geluk.
Werkvertaling
God, die ons de dingen geeft die aan Uw Naam moeten worden aangeboden,
en voor onze toegewijde dienst  de dingen aanwijst die geofferd worden,
wij smeken U in Uw Mildheid,
dat  U verleent, dat dat wat U geeft waaruit [voor ons] verdienste voortkomt,
ons tot beloning mag strekken.
S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1. Deus, qui offerenda tuo nomini tribuis,
et oblata devotioni nostræ servitutis ascribis,
2. quæsumus clementiam tuam,
3. ut, quod præstas unde sit meritum,
proficere nobis largiaris ad præmium.
De oratie laat zich niet gemakkelijk in vloeiend Nederlands vertalen. Ze bevat enkele aardige trekjes. Offerenda en oblata zijn inhoudelijk synoniemen, het eindrijm op s geeft dit compact gebed iets van snelheid, het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd bewerkt een onmiddellijkheid van uitdrukking. Het Gebed over de gaven van deze zondag en dat van de vorige hebben enkele gemeenschappelijke kenmerken: geen van beide was opgenomen in het Romeinse Missaal van 1962, maar beide zijn afkomstig uit het Sacramentarium van Verona, met name uit de verzameling gebeden voor de maand juli; beide gebruiken het begrip servitium, beide hebben een speciale aanspreekvorm, vorige week maiestas tua, deze week clementia tua, abstracte begrippen voor God, beide gebruiken het verbum proficio; beiden hebben een ut, quod gevolgd door een verbum met de betekenis geven.
Voorts is er eind- en klankrijm bij tribuis-ascribis, offerenda-oblata, clementiam tuam en meritum-præmium. Opvallend is de aanwezigheid van de medeklinker m vanaf regel 2.
Over het chiasme / kruisstelling in regel 1 zie verderop.
De oratie bestaat uit één enkele zin, die kan worden onderverdeeld in: De aanspreekvorm (anaklese) ”Deus”  aan de spits van regel 1, gevolgd door een relatieve bijzin (op te splitsen in twee halfzinnen verbonden door de coniunctie et, waarin aan twee goddelijke hoedanigheden wordt gerefereerd; in regel 2 de eigenlijke bede, bij uitzondering hier  beginnend met de werkwoordsvorm quæsumus, gevolgd door een finale / consecutieve bijzin (r. 3), ingeleid door het voegwoord ut, waar tussenin geschoven een afhankelijke bijzin quod…meritum. De eenheid van gedachten  in regel 3 omvat hetgeen wij van God, die mild is, hopen te verkrijgen. 

Ad 1
Deus, anaklese, in de vocativusvorm, aan de spits van de oratie. God is het, die inderdaad voorziet in de gaven die de Kerk Hem aanbiedt in de actuele Misliturgie.
Qui [  ] tribuis et [  ] ascribis, relatieve bijzin verdeeld over twee halfzinnen waarvan het prædicaat in de indicativusvorm staat vanwege de realiteit van de daar genoemde goddelijke hoedanigheden.
Eerste halfzin: van het gezegde tribuis, U verleent, 2e pers. præsentis  indicativi, is offerenda het object in de accusativusvorm meervoud van de gerundivumvorm offerendum, dat wat geofferd moet worden, het offer. De meervoudsvorm kan wijzen op het collectief van de offers van de aanwezigen, of op de verschillende aard van de offers: de materiële, brood en wijn, naast de gebeden en het offer van zichzelf.
Tuo nomini: aan uw Naam, bijwoordelijke bepaling in twee congruerende dativusvormen.
Waarom zouden we iets offeren aan Gods Naam? Eerstens weten we dat de Naam van God heilig is en niet oneigenlijk of ijdel gebruikt mag worden (cf Exodus 20, 7). Blaise’s “Le vocabulaire Latin des principaux thèmes liturgiques” (Ouvrage revu par Dom Antoine Dumas o.s.b., Turnhout 1966) zegt op p. 283 dat in het Hebreeuwse denken, een naam niet alleen een persoon aanduidt, maar uitdrukking is van geheel de persoon. In Johannes 3, 18 lezen we over de reddende macht van de Naam van God: “Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon van God”. 
Tweede halfzin: van het gezegde ascribis, U schrijft/voegt toe, 2e pers. præsentis indicativi is oblata servitutis het object, bestaande uit de accusativus oblata (neutrum meervoud), vergezeld door de bijwoordelijke bepaling servitutis in de genitivus die het begrip oblata nader toelichten: genitivus explicativus, de offergaven van dienstbaarheid.
Nostræ devotioni: bijwoordelijke bepaling in twee congruerende dativusvormen: dativus commdi, van voordeel.
Hoe uit te maken welke naamval nostræ is? Grammaticaal gezien kan nostræ als bezittelijke voornaamwoord zowel bij devotioni (dativus enkelvoud vrouwelijk) als bij servitutis (genitivus enkelvoud vrouwelijk). De structuur van de oratie geeft ons een hint in de richting van een chiasme, een kruisstelling die er uit ziet als AB-BA. Wanneer de twee woordenparen boven elkaar worden geplaatste vormen ze een X, zoals de Griekse letter chi die er uit ziet als een “X”. In de oratie van vandaag zien we:
tuo (A, dativus van bezittelijk voornaamwoord tuus) en nomini (B, dativus van zelfstandig naamwoord nomen) in regel 1. Dit woordenpaar staat boven devotioni (B, dativus zelfst. naamwoord devotio) en nostræ (? – bezittelijk voornaamwoord van noster) en servitutis (C- genitivus van het zelfstandig naamwoord servitus). Uit deze constructie kunnen we concluderen dat nostræ een dativusvorm is die het chiasme compleet maakt.
Ad 2
quæsumus, wij smeken, prædicaat van de hoofdzin die de eigenlijke bede inleidt. Object van het gezegde is clementiam tuam in twee congruerende accusativusvormen. Hier wordt “Deus” nog eens aangeroepen, maar nu onder een van Zijn hoedanigheden, titel die Hem ter verhoring worden voorgelegd. Ook Sint Augustinus gebruikt regelmatig abstracte begrippen als hij zijn toehoorders de H. Schrift uitlegt, bijvoorbeeld “caritas vestra”/ uw liefde, waarmee hij bedoelt: u, mijn geliefden.
Ad 3
Ut [quod …meritum] præmium, finale / doelaanwijzende of consecutieve / gevolghebbende bijzin, ingeleid door het voegwoord ut dat het prædicaat largiaris meedraagt (2e pers. passivi præsentis) van het deponens largiri in de coniunctivusvorm (optativus) aangevuld met de infinitivusvorm proficere.: opdat/zodat Gij verleent; nobis, bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm (dativus commodi, van voordeel), aan ons. Het quod van de tussenzin verwijst als reflexivum naar het verzwegen subject id bij de infinitivusvorm proficere: verzwegen subject id en infinitivus proficere vormen een a.c.i.-constuctie.
Nobis, voor/aan ons, bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm (dativus commodi).
Ad præmium: bijwoordelijke bepaling, gevormd door de præpositie ad + accusativusvorm.
De afhankelijke bijzin quod..meritum bevat nog een tweede zinsdeel gerelateerd aan het abstracte quod waarin het prædicaat sit in de coniunctivusvorm (optativus) staat en als volgt vertaald zou kunen worden:  opdat/zodat Gij verleent, dat hetgeen U schenkt waaruit verdienste moge voortvloeien, ons tot loon moge strekken.
V o c a b u l a r i u m
Ascribo betekent in eerste instantie: bijschrijven, schriftelijk bijvoegen, en in meer uitgebreide zin ook meerekenen, bijtellen, toeschrijven, de oorzaak van iets aan iemand toekennen, iets op iemands credit bijschrijven en vandaar bepalen, vastleggen.   
Unde is een adverbium (bijwoord) met betekenissen als 1. vanwaar, waarvandaan, waaruit 2. daarom, derhalve.
Naar het begrip devotio werd al eerder gekeken onder verschillend perspectief.  Deze oratie roept nog een andere betekenis op. Blaise’s Vocabulaire Latin des principaux thèmes liturgiques geeft op blz. 45 , “toewijding, ijver, vurigheid, liefde, godsvrucht, verering, bereidwilligheid, bereidheid”. De Lewis & Short Dictionnary spreekt voorts over “een of andere vorm van gebed”. De Glossary of Later Latin to 600 A.D. ook bekend als Souter, zegt dat devotio kan betekenen “gehoorzaamheid, loyaliteit; aanbidding, pieteit en gods-dienst “.   
Verder hebben we hier een combinatie van twee woorden die als het ware de twee zijden van een en dezelfde medaille vormt?: meritum en praemium.  Meritum of “merite” is het recht op een beloning (praemium,“premie”) verschuldigd voor een of ander verricht werk.  Bovennatuurlijke verdienste is het recht op een beloning voor een werk waarvan God bepaalt dat het goed is en dat is verricht omwille van Hem. Dit soort werk moet in zijn originele betekenis bovennatuurlijk zijn, dat is: verricht onder de invloed van genade, en bovennatuurlijk in zijn doel. God alleen is de Bron van het bovennatuurlijke goede en om die reden moet Hij het als zodanig aanwijzen. Neem de Consecratie in de H. Mis in aanmerking die het gebod van Jezus tijdens het Laatste Avondmaal verwoordt en ook de bestemming waartoe Zijn geboden leiden. Christus zegt ons dat wie Zijn Lichaam en Zijn Bloed nuttigt in eeuwigheid zal leven (cf Joh 6). Hij gebood Zijn Apostelen te doen wat Hij deed op dat moment. Als wij doen wat Hij ons gebiedt omwille van Hem en om de redenen die Hij aangeeft, dan verdienen wij de beloning die God bepaalt. De woordenreeks devotio, servitus, meritum en praemium) drukken krachtig de waarheid uit van onze status jegens God.
C o m m e n t a a r
Niet-katholieken denken dikwijls dat wanneer katholieken spreken over verdienste, wij bedoelen dat wij onze uiteindelijke redding kunnen verdienen door het doen van goede werken. Dat is niet volgens het onderricht van de Kerk. Het Concilie van Trente bepaalde dat “geen enkele van deze dingen die aan de rechtvaardiging vooraf gaan, of het nu geloof of werken zijn, de genade van de rechtvaardiging verdienen; ingeval deze door genade geschiedt, dan toch niet nu door werken; anders is, zoals de Apostel Paulus zegt, genade niet langer genade” (13 januari 1547, Sessio VI, Decreet over de rechtvaardiging 8, vgl. Rom  11, 6).  
De Heilige Kerk leert dat alleen Christus verdiensten bezit in de meest strikte zin. Uit zichzelf kunnen mensen geen bovennatuurlijke beloningen verdienen. De Katechismus van de Katholiek Kerk zegt hierover:  “Tegenover God is er van de kant van de mens geen verdienste in de zin van een strikt recht. Tussen Hem en ons is de ongelijkheid grenzeloos, want wij hebben alles ontvangen van Hem, onze Schepper” (nr.2007) en ook: “Er kan in het christelijk leven sprake zijn van een menselijke verdienste bij God, omdat God uit eigen wil de mens heeft willen betrekken bij het werk van zijn genade. Het vaderlijk handelen van God komt steeds op de eerste plaats, omdat Hij de aanzet geeft; het vrije handelen van de mens komt op de tweede plaats, omdat hij zijn medewerking verleent. De verdiensten voor de goede werken moeten dan ook eerst aan Gods genade worden toegeschreven en vervolgens aan de gelovige. Onder stuwing van de genade doen wij dingen die God beloofd heeft te zullen belonen (cf Rom 2, 6-11; Gal 6, 6-10). Zijn genade en zijn beloften zijn de bron van al onze verdiensten. Ook de verdienste van de mens komt ook aan God toe, want de goede daden van de mens komen, in Christus, voort uit de voorkomende genade en de hulp van de Heilige Geest” (nr. 2008).
De Franse schrijver Bernanos eindigt zijn boek “Journal d'un curé de campagne” (“Dagboek van een dorpspastoor”) 1936 met de laatste woorden van de op jonge leeftijd aan tuberculose overlijdende hoofdpersoon:  “Tout est grâce”. “Alles is genade” – in drie woorden is de kern van alle christelijk leven samengevat. Met dat besef wensen wij – aan de vooravond van het in onze streken uitbundig gevierde carnaval – onze lezers alvast een mooie, zinvolle viering van de Veertigdagentijd toe – in de opgang naar de viering van het Hoogfeest van Christus’ Verrijzenis met Pasen.


Cursus christelijk Latijn 2017 - eerste helft

Met vreugde zien we dat er nog steeds deelnemers in stappen bij de cursus. De cursus 2017 heeft meer deelnemers dan in 2016. Instappen kan omdat ook steeds de basisbeginselen aan de orde komen en in het tweede deel van de cursus tekst wordt vertaald onder meer uit het Evangelie en bijvoorbeeld het martyrologium waar alle principes worden behandeld. Wie vaker deelneemt, ziet geleidelijk de nunances voorbij komen en begint er meer van te begrijpen. Learning by doing.
Iedere bijeenkomst wordt afgesloten met het gezamenlijk bidden van de Completen - uiteraard in het Latijn, want wij bidden alles in het Latijn.

Dat doen wij niet alleen omdat de teksten gestold geloof en van een bijzondere schoonheid zijn en omdat deze ons plaatsen in de millennia-oude traditie van de Rooms Katholieke Kerk die van alle tijden en van alle plaatsen is, wij bidden met name in het Latijn omdat die taal voor ons God op een bijzondere, onmiddellijke wijze nabij brengt. Die ervaring gunnen wij ook aan anderen. Het is niet nodig woord voor woord het Latijn te begrijpen om in het Latijn te kunnen bidden. Doorgaans zijn er vertalingen bij de hand. De aantrekkingskracht om in het Latijn te bidden kan wel toenemen als je iets meer van het Latijn begrijpt.

Wij zijn dan ook heel blij dat ook dit jaar drs. G. Dölle, kapelaan van het dekenaat Roermond beschikbaar is voor onze cursus christelijk – liturgische Latijn .

De lessen worden telkens gegeven op dinsdagavond in priorij Thabor vanaf 19.00u en afgesloten met het gezamenlijk zingen van de Completen samen met de zusters in de kapel om 21.00 uur.
Leerstof: Handboek voor Kerklatijn (plus antwoordenboekje), een door drs. J. Boogaarts, Mevrouw J. Jansen, litt. class.drs  e.a. herziene uitgave van Dom Cyprianus Coppens OSB +  als leidraad gaat dienen. (Brepols, Turnhout 1985).
Verkrijgbaar bij in priorij of bij de Vereniging voor Latijns Liturgie. Kosten EURO 55,–
Aan deelname zijn verder geen kosten verbonden. Wel wordt, aan wie kan betalen, een vrije gift gevraagd voor kosten huisvesting en koffie.
Data bijeenkomsten:
31 januari
21 februari
21 maart
18 april
23 mei
20 juni
Aanmelding via e-mail: inlichtingen@priorijthabor.nl

zondag 19 februari 2017

Liturgy of the Hours St Maximus the Confessor. Without love everything is in vain

A treatise on Charity by St Maximus the Confessor

Without love everything is in vain

Charity is a right attitude of mind which prefers nothing to the knowledge of God. If a man possesses any strong attachment to the things of this earth, he cannot possess true charity. For anyone who really loves God prefers to know and experience God rather than his creatures. The whole set and longing of his mind is ever directed toward him.
  For God is far superior to all his creation, since everything which exists has been made by God and for him. And so, in deserting God, who is beyond compare, for the inferior works of creation, a man shows that he values God, the author of creation, less than creation itself.
  The Lord himself reminds us: Whoever loves me will keep my commandments. And this is my commandment: that you love one another. So the man who does not love his neighbour does not obey God’s command. But one who does not obey his command cannot love God. A man is blessed if he can love all men equally. Moreover, if he truly loves God, he must love his neighbour absolutely. Such a man cannot hoard his wealth. Rather, like God himself, he generously gives from his own resources to each man according to his needs.
  Since he imitates God’s generosity, the only distinction he draws is the person’s need. He does not distinguish between a good man and a bad one, a just man and one who is unjust. Yet his own goodness of will makes him prefer the man who strives after virtue to the one who is depraved.
  A charitable mind is not displayed simply in giving money; it is manifested still more by personal service as well as by the communication of God’s word to others: In fact, if a man’s service toward his brothers is genuine and if he really renounces worldly concerns, he is freed from selfish desires. For he now shares in God’s own knowledge and love. Since he does possess God’s love, he does not experience weariness as he follows the Lord his God. Rather, following the prophet Jeremiah, he withstands every type of reproach and hardship without even harbouring an evil thought toward any man.
  For Jeremiah warns us: Do not say: “We are the Lord’s temple.” Neither should you say: “Faith alone in our Lord Jesus Christ can save me.” By itself faith accomplishes nothing. For even the devils believe and shudder.
  No, faith must be joined to an active love of God which is expressed in good works. The charitable man is distinguished by sincere and long-suffering service to his fellow man: it also means using things aright.

Liturgia Horarum Heilige Cyrillus. Dankbaar jegens Christus die voor ons gekruisigd werd.

Uit de onderrichtingen van de heilige Cyrillus, bisschop van Jeruzalem († 386)

Dankbaar jegens Christus die voor ons gekruisigd werd.

De Heer werd gekruisigd. Het getuigenis daarover hebt gij ontvangen. De berg Golgota staat u voor ogen. Heft een lofzang aan om uw instemming te betuigen. Past op dat ge Hem in de vervolging niet verloochent. Verheugt u over het kruis, niet alleen in vredestijd; houdt u aan hetzelfde geloof in tijden van vervolging. Weest niet een vriend van Jezus in vredestijd en een vijand in oorlogstijd. Gij ontvangt de vergeving van uw zonden en de geestelijke gaven van uw Koning. Jezus die zonder zonde was, is voor u gekruisigd; en gij wilt niet gekruisigd worden voor Hem die voor u gekruisigd werd. Daardoor bewijst ge Hem geen dienst, want gij hebt eerder van Hem ontvangen. Maar dankt Hem en betaalt uw schuld aan Hem die voor u op Golgota werd gekruisigd.
‘Golgota’ betekent: schedelplaats. Wat een grootse profetische naam! Die naam vermaant u: beschouwt de Gekruisigde niet louter als een mens. Hij is ‘het hoofd van alle machten en krachten’ (Kol. 2, 10); maar het hoofd van alle krachten heeft zelf als hoofd de Vader, want, zegt Paulus, ‘Christus is het hoofd van de man, en God is het hoofd van Christus’ (1 Kor. 11, 3).
Christus aan het kruis strekte zijn handen uit om de grenzen van heel de aarde te omvatten, want Golgota is het middelpunt van de aarde. Dit is niet mijn gedachte, maar de gedachte van de profeet die zegt: ‘Gij voltrekt uw heilsdaden in het midden van de aarde’ (Ps. 74 (73), 12 -LXX).
Mensenhanden strekte Hij uit; Hij die met zijn goddelijke handen de hemelen heeft gegrondvest. Die handen werden aan het kruis vastgenageld. De mensheid van Jezus die de zonden droeg, werd aan het kruis genageld. Die mensheid stierf en daarmee stierf ook de zonde, zodat wij in gerechtigheid konden verrijzen; want, omdat door één mens de zonde in de wereld was gekomen, kwam ook door één mens het leven (vgl. Rom. 5, 12.18); door één mens, dat wil zeggen: door de Verlosser die vrijwillig de dood onderging. Denkt aan wat Hij gezegd heeft: ‘Macht heb Ik om mijn leven te geven, en macht om het terug te nemen’ (Joh. 10, 18).

zaterdag 18 februari 2017

Lezingen zevende zondag door het jaar (jaar A).

Eerste lezing (Lev. 19,1-2.17-18)
Uit het boek Leviticus.
De Heer sprak tot Mozes:
“Zeg tot heel de gemeenschap van de Israëlieten:
Wees heilig, want Ik, de Heer uw God, ben heilig.
Wees niet haatdragend tegen uw broeder.
Wijs elkaar terecht:
dan maakt ge uw niet schuldig aan de zonde van een ander.
Neem geen wraak op een volksgenoot
en koester geen wrok tegen hem.
Bemin uw naaste als uzelf.
Ik ben de Heer.”

Tweede lezing (1 Kor. 3,16-23)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt
en dat de Geest van God in u woont?
Als iemand de tempel van God te gronde richt,
zal God hem te gronde richten.
Want de tempel van God is heilig,
en die tempel zijt gij.
Laat niemand zichzelf iets wijs maken.
Als iemand onder u wijs meent te zijn
- wijs namelijk volgens de normen van deze tijd die voorbijgaat -
dan moet hij dwaas worden
om de ware wijsheid te leren.
De wijsheid van deze wereld is dwaasheid voor God.
Er staat immers geschreven:
“Hij vangt de wijzen in hun eigen sluwheid”,
en elders:
“De Heer kent de gedachten van de wijzen.
Hij weet hoe waardeloos ze zijn.”
Laat daarom niemand zijn heil zoeken bij mensen.
Want alles is het uwe,
of het nu Paulus is of Apollos of Kefas,
wereld, leven of dood,
heden of toekomst,
alles is van u,
maar gij zijt van Christus
en Christus is van God.

Evangelie (Mt. 5,38-48)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Gij hebt gehoord dat er gezegd is:
Oog om oog, tand om tand.
Maar Ik zeg u geen weerstand te bieden aan het onrecht,
maar als iemand u op de rechterwang slaat,
keer hem dan ook de andere toe.
Als iemand u voor het gerecht wil dagen
en uw onderkleed afnemen,
laat hem dan ook het bovenkleed.
Als iemand u vordert één mijl met hem te gaan,
ga er twee met hem.
Geef aan wie u vraagt,
en wendt u niet af als iemand van u lenen wil.
Gij hebt gehoord dat er gezegd is:
Gij zult uw naaste beminnen en uw vijand haten.
Maar Ik zeg u:
Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen,
opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel,
die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden
en het laat regenen
over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Want als gij bemint die u beminnen,
wat voor recht op loon hebt gij dan?
Doen de tollenaars niet hetzelfde?
En als gij alleen uw broeders groet,
wat voor buitengewoons doet gij dan?
Doen de heidenen dat ook niet?
Weest dus volmaakt,
zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.”

vrijdag 17 februari 2017

John Henri Newman Praise to the Holiest in the Height


Praise to the Holiest in the Height

Praise to the Holiest in the height,
And in the depth be praise;
In all His words most wonderful;
Most sure in all His ways!

O loving wisdom of our God!
When all was sin and shame,
A second Adam to the fight
And to the rescue came.

O wisest love! that flesh and blood
Which did in Adam fail,
Should strive afresh against their foe,
Should strive and should prevail.

And that a higher gift than grace
Should flesh and blood refine,
God's presence and His very Self,
And Essence all-divine.

O generous love! that He who smote
In man for man the foe,
The double agony in man
For man should undergo;

And in the garden secretly,
And on the cross on high,
Should teach His brethren and inspire
To suffer and to die.


Ich gebe mich

im Menschen zu erkennen,
wenn der Mensch sich in Mir erfreut,
sich beruhigt, dass er nicht alleine geht,
und sich nicht durch Banalitäten in seinem Geiste zerstreuen lässt.

I manifest Myself


in the human creature,
when the creature delights in Me,
when it quietens itself in order not to walk on its own,
quietening itself without banalities running through its mind.man creature,

Liturgia Horarum - Ruusbroec De geestelijke wedloop.

Lezing uit het getijdengebed
Uit de geschriften van de zalige priester Jan van Ruusbroec († 1381)
 De geestelijke wedloop.
‘Loopt zo dat gij wint’ (1 Kor. 9, 24), dit zijn Paulus’ woorden tot de Korintiërs en ook tot ons allen. In deze woorden kunnen wij drie dingen beschouwen. In het eerste woord waarin hij spreekt: ‘loopt’, gebiedt hij ons allen geestelijk te lopen, dat is: met minne. In het tweede woord: ‘zo’, maakt hij ons attent op de manier van ons lopen, opdat wij wijselijk zouden lopen. Ten derden male richt hij onze aandacht op het doel van onze wedloop en op het voorwerp waar wij naartoe lopen, opdat wij er niet naast zouden grijpen, maar de zegekrans winnen en bezitten.
Alle mensen moeten de wedloop van de minne lopen: naar God of naar de schepselen; en geen ding is zo vernuftig en zo subtiel als de wedloop van de minne. Daarom moet de mens over zichzelf nadenken en beslissen. Indien de wedloop van zijn minne naar God gericht is, dan alleen zal hij zeker zijn het doel te grijpen. Maar is die wedloop naar de schepselen gekeerd, dan zal de mens zeker zijn doel missen, want hij zal dan verliezen al wat hij mint. Zo kunt gij inzien dat wij allen ergens heen moeten lopen.
Het is dan ook goed dat wij onze wedloop zo ordenen dat wij, naar Paulus’ leer, vinden en winnen al wat wij precies zoeken. Hierom zullen wij letten op een beeld van deze wedloop die de profeet Mozes ons beschrijft, zoals die hem getoond werd door God op de berg Sinaï. En dit staat te lezen in zijn tweede boek, dat heet: de uittocht van de kinderen van Israël uit Egypte. En dit beeld dat ik bedoel, is dat van de ark en van de tabernakel met alles wat daarbij hoorde. God gebood die te bouwen volgens al de plannen die Hij aan Mozes op de berg zou tonen. En hierin wilde God te midden van zijn volk meetrekken.
De profeet Mozes beschrijft ons zeven punten die alle betrekking hebben op een goed geordende wedloop van de minne. En in elk van die zeven punten wordt God gevonden en is Hij aanwezig, en wel in steeds stijgende minne, in steeds dieper ervaren en met groter wijsheid, al naargelang de mens hoger opklimt langs de punten, die als zovele trappen zijn die bij de minne horen.
In het eerste punt wordt de mens ontlast en bevrijd van alle zonden. Dit punt sluit al de volgende in zich, als de mens geen gelegenheid voor deze punten gegund wordt. In het tweede en derde punt wordt de zinnelijkheid van buiten en binnen, in zeden en gevoelens, geordend naar de wil en de geboden van God.
In het vierde en vijfde punt worden verstand en wil met wijsheid en met minne gesierd tot de eer en de lof van God.

In het zesde punt worden alle deugden volbracht naar de liefste wil van God. En door het zevende punt valt men in rust. En dan zal men bezitten en omgrijpen, en omgrijpende lopen en lopende omgrijpen; en dit is: eeuwig leven.

donderdag 16 februari 2017

Saint Ambrose, bishop Open your lips, and let God’s word be heard

From the Explanations of the Psalms by Saint Ambrose, bishop
(Ps. 36, 65-66: CSEL 64, 123-125)

Open your lips, and let God’s word be heard

We must always meditate on God’s wisdom, keeping it in our hearts and on our lips. Your tongue must speak justice, the law of God must be in your heart. Hence Scripture tells you: You shall speak of these commandments when you sit in your house, and when you walk along the way, and when you lie down, and when you get up. Let us then speak of the Lord Jesus, for he is wisdom, he is the word, the Word indeed of God.

It is also written: Open your lips, and let God’s word be heard. God’s word is uttered by those who repeat Christ’s teaching and meditate on his sayings. Let us always speak this word. When we speak about wisdom, we are speaking of Christ. When we speak about justice, we are speaking of Christ. When we speak about peace, we are speaking of Christ. When we speak about truth and life and redemption, we are speaking of Christ.

Open your lips, says Scripture, and let God’s word be heard. It is for you to open, it is for him to be heard. So David said: I shall hear what the Lord says in me. The very Son of God says: Open your lips, and I will fill them. Not all can attain to the perfection of wisdom as Solomon or Daniel did, but the spirit of wisdom is poured out on all according to their capacity, that is, on all the faithful. If you believe, you have the spirit of wisdom.

Meditate, then, at all times on the things of God, and speak the things of God, when you sit in your house. By house we can understand the Church, or the secret place within us, so that we are to speak within ourselves. Speak with prudence, so as to avoid falling into sin, as by excess of talking. When you sit in your house, speak to yourself as if you were a judge. When you walk along the way, speak so as to never be idle. You speak along the way if you speak in Christ, for Christ is the way. When you walk along the way, speak to yourself, speak to Christ. Hear him say to you: I desire that in every place men should pray, lifting holy hands without anger or quarreling. When you lie down, speak so that the sleep of death may not steal upon you. Listen and learn how you are to speak as you lie down; I will not give sleep to my eyes or slumber to my eyelids until I find a place for the Lord, a dwelling place for the God of Jacob.

When you get up or rise again, speak of Christ, so as to fulfill what you are commanded. Listen and learn how Christ is to awaken you from sleep. Your soul says: I hear my brother knocking at the door. Then Christ says to you: Open the door to me, my sister, my spouse. Listen and learn how you are to awaken Christ. Your soul says: I charge you, daughters of Jerusalem, awaken or reawaken the love of my heart. Christ is that love.

De Pastoor van Ars: H. Johannes Vianney WE WORDEN OP DE PROEF GESTELD


Maar wat baat u Gods hulp, broeders, als ge zelf niet voelt dat ge bijna in al uw handelingen op de proef gesteld wordt: nu eens door de trots, de ijdelheid of de hoge dunk die we van onszelf hebben, dan weer door de jaloezie, de haat of de wraakzucht? Een andere keer tovert de duivel u de smerigste en de gemeenste beelden voor ogen. Onder het gebed sleept hij onze geest van de éne verstrooiing naar de andere – Overigens zult ge van Adam tot nu toe geen enkele heilige vinden die niet door God werd beproefd, de één zus, de ander zo, en de grootste heiligen het zwaarst. Wanneer zelfs Jezus Christus aan de verlokkingen van de duivel blootstond, hoeveel te méér wij! Wij moeten er te allen tijde op bedacht zijn, broeders. Ge zult me misschien willen vragen wat nu eigenlijk de oorzaak  van onze beproevingen is. Wel, niets anders dan de schoonheid en de waarde van onze ziel! De duivel begeert haar. Hij begeert haar zó hartstochtelijk, dat hij desnoods twee verdoemenissen zou willen verduren om haar naar de hel te kunnen sleuren.

We mogen nooit ophouden over onszelf te waken, uit vrees dat de duivel ons zal verrassen op een ogenblik dat we er niet op voorbereid zijn. Sint Franciscus vertelt ons dat de goede God hem eens liet zien hoe zijn volgelingen door de duivel op de proef gesteld werden, vooral op het gebied van de zuiverheid. Hij zag een troep duivels die niets anders deden dan pijlen afschieten op zijn volgelingen. Sommigen pijlen keerden terug en troffen de duivels zelf, die ze hadden afgeschoten. De getroffenen sloegen onder vreselijk gehuil op de vlucht. Andere pijlen schampten af en vielen op de grond zonder Franciscus’ volgelingen enig letsel te veroorzaken. Slechts enkele pijlen troffen doel en doorboorden hun slachtoffers geheel en al. Wanneer de duivel ons bekoort, zegt Antonius, moeten we hem met zijn eigen wapens trachten te verjagen. Bekoort hij ons met hoogmoed, dan moeten wij ons haastig vernederen voor God. Stelt hij onze zuiverheid op de proef, dan moeten we ons lichaam en onze zinnen tuchtigen en onszelf nog zorgvuldiger bewaken. Wil hij in ons een afkeer wekken voor het gebed, dan moeten wij nóg langer en nóg aandachtiger bidden, en hoe vaker de duivel ons ertoe aanzet het gebed achterwege te laten, hoe meer gebeden wij moeten verrichten.

Het meest te vrezen zijn de bekoringen waarvan we ons niet bewust zijn. Sint Gregorius vertelt ons van een kloosterling die lange tijd zeer vroom was geweest. Maar plotseling overviel hem een hevig verlangen om het klooster verlaten en terug te keren in de wereld. Hij meende dat God een andere bestemming voor hem had. – Vriend, sprak Gregorius, het is de duivel. Hij kan het niet verkroppen dat je ziel hem ontgaat. Bestrijd hem!
Maar nee, de ander bleef bij zijn mening. Tenslotte kreeg hij verlof te gaan. Nog vóór hij echter vertrokken was, wierp Gregorius zich op de knieën en smeekte de goede God dat zijn broeder op tijd het juiste inzicht mocht krijgen. Nauwelijks had deze een voet over de drempel van de kloosterpoort gezet of hij werd door een reusachtige draak overvallen.
O, broeders! Help! Schreeuwde hij. Hier is een draak die me wil verslinden!
De andere monniken snelden toe en vonden de ongelukkige languit op de grond, halfdood. Ze droegen hem het klooster binnen en toen zag hij werkelijk in dat hij door de duivel was bekoord. Deze had zich uit loutere woede in de vorm van een draak op de ziel geworpen, die de H. Gregorius hem door zijn gebed afhandig had gemaakt. Laten we hieruit leren, broeders, dat we vooral moeten vrezen voor bekoringen die we niet kennen. En we zullen ze nooit leren kennen, als we de goede God niet om inzicht vragen.

Uit: Jean- Baptiste Marie Vianney, De Preken van de heilige Pastoor van Ars





zondag 12 februari 2017

Liturgy of the Hours - Psalm Morning Prayer today

Psalm 150 Praise the Lord

Let mind and heart be in your song: this is to glorify God with your whole self (Hesychius).

Praise God in his holy place, *
praise him in his mighty heavens.
Praise him for his powerful deeds, *
praise his surpassing greatness.

O praise him with sound of trumpet, *
praise him with lute and harp.
Praise him with timbrel and dance, *
praise him with strings and pipes.

O praise him with resounding cymbals, *
praise him with clashing of cymbals.
Let everything that lives and that breathes *
give praise to the Lord.

Glory to the Father, and to the Son, *
and to the Holy Spirit:
as it was in the beginning, is now, *
and will be for ever. Amen.

Psalm Prayer
Lord God, maker of heaven and earth and of all created things, you make your just ones holy and you justify sinners who confess your name. Hear us as we humbly pray to you: give us eternal joy with your saints.

zaterdag 11 februari 2017

Lezingen zesde zondag door het jaar (Jaar A)

Eerste lezing (Sir. 15,15-20)
Uit het boek Ecclesiasticus.
Wanneer gij wilt, kunt gij de geboden onderhouden en het is ook verstandig te doen wat de Heer behaagt.
Hij heeft het vuur en water voor u neergezet:
gij kunt uw hand uitstrekken naar wat ge verkiest.
Vóór de mensen liggen het leven en de dood,
en wat een mens behaagt, wordt hem gegeven.
Want groot is de wijsheid van de Heer,
zijn macht is geweldig en Hij ziet alles.
Zijn ogen zijn gericht op wie Hem vrezen
en iedere daad van de mens is Hem bekend.
Hij heeft niemand bevolen te zondigen
en aan niemand verlof gegeven om kwaad te doen.

Tweede lezing (1 Kor. 2,6-10)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
wij spreken onder de volmaakten over wijsheid,
maar dat is niet de wijsheid van deze wereld
of van de machten, die deze wereld beheersen,
waarvan de ondergang trouwens op handen is.
Wij verkondigen een goddelijke wijsheid,
die verborgen was,
het geheime plan,
door God van alle eeuwigheid ontworpen
en bestemd voor onze verheerlijking.
Geen van de machthebbers van deze wereld heeft ervan geweten.
Als zij ervan geweten hadden,
zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.
Dit zijn de dingen waarvan de Schrift zegt:
“Geen oog heeft ze gezien, geen oor heeft ze gehoord,
geen mens kan het zich voorstellen,
al wat God bereid heeft voor die Hem liefhebben.”
Maar aan ons heeft God het geopenbaard door de Geest,
want de Geest van God doorgrondt alles,
zelfs de diepste geheimen van God.

Evangelie (Mt. 5,17-37)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Denk niet dat ik gekomen ben
om Wet of Profeten op te heffen.
Ik ben niet gekomen om op te heffen,
maar om de vervulling te brengen.
Want voorwaar, Ik zeg u:
Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan,
dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet,
voordat alles geschied is.
Wie dus een van die voorschriften,
zelfs het geringste,
opheft en zo de mensen leert,
zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen,
maar wie ze onderhoudt en leert
zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen.
Ik zeg u: Als uw gerechtigheid
die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft,
zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen.
Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders is gezegd:
Gij zult niet doden.
Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht.
Maar Ik zeg u:
Alwie vertoornd is op zijn broeder,
zal strafbaar zijn voor het gerecht.
En wie tot zijn broeder zegt: raka,
zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin;
en wie zegt: dwaas,
zal strafbaar zijn met het vuur van de hel.
Als gij uw gave komt brengen naar het altaar
en daar schiet u te binnen,
dat uw broeder iets tegen u heeft,
laat dan uw gave voor het altaar achter,
ga u eerst met uw broeder verzoenen
en kom dan terug om uw gave aan te bieden.
Haast u het eens te worden met uw tegenpartij,
zolang ge nog met hem onderweg zijt;
anders zou uw tegenpartij
u weleens aan de rechter kunnen overleveren,
en de rechter u aan de gerechtsdienaar,
en zoudt gij in de gevangenis worden geworpen.
Voorwaar, Ik zeg u:
Ge zult daar niet uitkomen,
voordat ge tot de laatste penning hebt betaald.
Gij hebt gehoord dat er gezegd is:
Gij zult geen echtbreuk plegen.
Maar Ik zeg u:
Alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren,
heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.
Indien uw rechteroog u tot zonde dreigt te brengen,
ruk het uit en werp het van u weg;
want het is beter voor u,
dat één van uw lichaamsdelen verloren gaat
dan dat heel uw lichaam in de hel wordt geworpen.
En als uw rechterhand u tot zonde dreigt te brengen,
hak ze dan af en werp ze van u weg;
want het is beter voor u,
dat één van uw lichaamsdelen verloren gaat
dan dat heel uw lichaam in de hel terecht komt.
Ook is er gezegd:
Wie zijn vrouw verstoot,
moet haar een scheidingsbrief geven.
Maar Ik zeg u:
Wie zijn vrouw verstoot,
behalve in geval van ontucht,
brengt haar ertoe echtbreekster te worden;
en wie een verstoten vrouw huwt,
begaat echtbreuk.
Eveneens hebt gij gehoord,
dat tot onze voorouders gezegd is:
Gij zult geen valse eed doen,
maar gij zult voor de Heer uw eden houden.
Maar Ik zeg u in het geheel niet te zweren;
noch bij de hemel, want dat is de troon van God;
noch bij de aarde, want dat is zijn voetbank;
noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning.
Ook bij uw hoofd moet gij niet zweren,
want gij kunt niet een haar wit of zwart maken.
Maar uw ja moet ja zijn en uw neen, neen;
en wat daar nog bij komt is uit den boze.”

Priorij Thabor en Kerkberg in de sneeuw





12 februari Zalige Humbelina, cisterciënserin [1092-1141]

Uit het Martyrolgium Romanum

Zalige Humbelina, cisterciënserin [1092-1141]

In het klooster van Jully-sur-Sarce in de streek van Troyes in Frankrijk de zalige Humbelina [Ombeline], priorin van dit klooster, die een zus was van de heilige Bernardus, abt van Clairvaux. Door zijn toedoen keerde zij zich succesvol af van de wereldwe genoegens en met instemming van haar echtgenoot wijdde zij zich aan het kloosterleven. 


Monumentaal kruis: aan de voeten van Jezus de sculpturen
van de Zalige Hombeline en de Heilige Bernardus,
vervaardigd door Edgar Delvaux in steen afkomstig van Nod sur Seine.


Basement van het kruis
Haar naam is op 12 februari ingeschreven in het Martyrologe de Cîteaux waarin slechts de mannelijke en vrouwelijke leden van de Cisterciënser Orde zijn opgenomen. Zij was de dochter van de zalige Aleth en zuster van de H. Bernardus. Als echtgenote van een rijke heer leidde zij een mondain leven terwijl haar broers zich terugtrokken in de abdij van Cîteaux.
Op haar beurt bekeerde zij zich tot het reliegieuze leven op de dag dat zij met een rijk gevolg haar broer Bernardus in het klooster wilde bezoeken, maar deze haar weigerde te ontvangen.
Met toestemming van haar echtgenoot, trok zij zich als moniale terug in de abdij Jully-les-Nonnains in Bourgondië, waar zij priorin werd. Zij stierf in 1142. Haar relieken bevinden zich in Jully.



Abdij Jully-les-Nonnains

donderdag 9 februari 2017

Liturgy of the Hours - Hymn Morning Prayer

When morning fills the sky,
Our hearts awaking cry:
May Jesus Christ be praised.
In all our works and prayer
His Sacrifice we share:
May Jesus Christ be praised.

The night becomes as day,
When from our hearts we say:
May Jesus Christ be praised.
The powers of darkness fear
When this glad song they hear:
May Jesus Christ be praised.

In heav’n our joy will be
To sing eternally:
May Jesus Christ be praised.
Let earth and sea and sky
From depth to height reply:
May Jesus Christ be praised.

Let all the earth now sing
To our eternal King:
May Jesus Christ be praised.
By this the eternal song.
Through ages all along:
May Jesus Christ be praised.

10 quotes from saints about the importance of the Holy Mass.



When the Eucharist is being celebrated, the sanctuary is filled with countless angels who adore the divine victim immolated on the altar. ~ St. John Chrysostom

The angels surround and help the priest when he is celebrating Mass. ~ St. Augustine

If we really understood the Mass, we would die of joy. ~ Saint Jean Vianney

The celebration of Holy Mass is as valuable as the death of Jesus on the cross. ~ Saint Thomas Aquinas

Once, St. Teresa was overwhelmed with God’s Goodness and asked Our Lord “How can I thank you?” Our Lord replied, “ATTEND ONE MASS.”

“My Son so loves those who assist at the Holy Sacrifice of the Mass that, if it were necessary He would die for them as many times as they’ve heard Masses.” Our Lady to Blessed Alan.

When we receive Holy Communion, we experience something extraordinary – a joy, a fragrance, a well-being that thrills the whole body and causes it to exalt. ~ Saint Jean Vianney

There is nothing so great as the Eucharist. If God had something more precious, He would have given it to us. ~ Saint Jean Vianney

When we have been to Holy Communion, the balm of love envelops the soul as the flower envelops the bee. ~ Saint Jean Vianney

It would be easier for the world to survive without the sun than to do without Holy Mass. ~ St. Pio of Pietrelcina