donderdag 11 mei 2017

Preek van onze Pastoor op het Patroonsfeest van de Parochie op 8 mei - niet om te halen maar om te brengen


Hoewel het de laatste tijd wat minder is, vormden de vluchtelingen nog niet zo heel lang geleden een hot item, zeker toen er dagelijks een hele stroom vluchtelingen die de oorlog in Syrië wilden ontvluchten via de Balkan deze kant uit kwam. Dat is allemaal wat wegge-ebt sinds Europese Unie ruim een jaar geleden (19 maart 2016) een deal met Turkije sloot om die vluchtelingenstroom een halt toe te roepen. Eigenlijk hadden we niet zo’n probleem met vluchtelingen die oorlogsgebieden ontvluchtten en bij ons een veilig heenkomen zochten, maar eerder met mogelijke aanslagpleger die aldus grenscontroles omzeilen, en met ‘economische vluchtelingen’ zoals die genoemd worden, mensen die in hun thuisland de armoede ontvluchten om bij ons een beter bestaan op te kunnen bouwen. Inderdaad bleken heel wat van die vluchtelingen een verkeerd beeld te hebben van onze rijkdom: alsof het geld hier op onze rug groeit.

Angst voor vluchtelingen,  d.w.z. angst voor de bedreiging die ze blijkbaar vormen, met name voor onze rust en vrede, voor onze economie en welvaart. Gelukkig speelde dat allemaal nog niet toen missionarissen naar onze streken kwamen om onze voorouders het christendom te brengen. De eersten waren Frankische missionarissen die uit het zuiden kwamen en al in de vierde eeuw in Maastricht hun eerste steunpunt vestigden. Daarna kwamen een nieuwe golf van Iro-Schotse missionarissen die van overzee kwamen en die hier in het Middenlimburgse enkele steunpunten vestigden: in Susteren, in Aldeneik en hier in Berg. Het klooster hier in Berg, De Petrusberg werd de laatste rustplaats van Wiro, Plechelmus en Otger, twee bisschoppen en een diaken, die blijkbaar een missionair team vormden. Het waren niet zozeer de omstandigheden thuis in hun vaderland die hen noopten hun heil elders te zoeken. Integendeel. Het christendom was daar inmiddels tot een dergelijke groei en bloei gekomen dat het niet alleen iets was geworden om trots op te zijn, maar ook iets dat met anderen gedeeld kon en mocht worden. Een missionair elan ontstond, een elan dat velen ingaf huis en haard te verlaten om ook anderen in de hun geestelijke rijkdom te laten delen.
Niet op de vlucht, door de omstandigheden gedwongen, maar uit vrije wil en met de volle instemming van hun hart, uit liefde voor Heer hun hart met een vrede en vreugde, een troost en kracht vervulde dat hun mond ervan overliep. Niet er op uit om te halen, maar om te brengen; niet om te krijgen, maar om te geven, om te delen van de rijkdom van Gods genade die door het geloof hun deel was geworden. Of men toen op hen zat te wachten, daarvan maken hun overgeleverde levensbeschrijvingen geen gewag. Wel dat hun missie niet vruchteloos is gebleven. Of het succesvol was, meteen succesvol, dat is nog wat anders. In ieder geval is het kloostertje van toen tot een klooster geworden, een priorij nog wel, en het kerkje van toen tot een kerk, een basiliek nog wel. En ook al heeft het er niet altijd zo florissant opgestaan als nu, het getuigt nog altijd van de zegenrijke missie van der HH. Wiro, Plechelmus en Otger die hier hun laatste rustplaats hebben gevonden en wier relieken er tot op de dag van vandaag vereerd worden.
Ze kwamen van overzee, niet om iets te halen, om aanspraak te maken op onze rijkdom, maar om iets te brengen, om ons te laten delen in hun rijkdom. Waar bestaat onze rijkdom uit? Is dat de economische rijkdom waarop vele vluchtelingen zich blijkbaar blindstaren? Of is dat de rijkdom van het geloof dat de HH. Wiro, Plechelmus en Otger ons indertijd hebben gebracht? Of is de rijkdom van toen inmiddels tot armoede geworden en mogen we blij zijn met en dankbaar voor mensen die geen bedreiging vormen, maar een aanwinst zijn. Het is juist dankzij het geloof dat de HH. Wiro, Plechemus en Otger ons hebben gebracht dat er van ‘zij’ en ‘wij’ geen sprake meer kan en mag zijn, maar dat wij in en door Christus één zijn (vgl. Kol.3,11), in en door Christus, de Goede Herder die blijkbaar ook nog andere schapen heeft, schapen die niet uit deze schaapstal zijn en die Hij ook moet leiden, opdat we allen - zonder uitzondering -  één kudde zouden worden, één dankzij die éne goede Herder, die bereid was zijn leven voor ons te geven, wie we ook zijn, waar we ook vandaan komen; één dankzij de éne Goede Herder, Christus, onze Heer. Amen.