zaterdag 4 juni 2022

Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven” Pinksteren Moge de Heilige Geest ons de volle waarheid ontsluiten

 Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie

Moge de Heilige Geest ons de volle waarheid ontsluiten

I n l e i d i n g
Het gebed over de gaven van Pinksteren smeekt de H. Geest ons te verlichten om het offer van Christus, steeds opnieuw geactualiseerd in de H. Mis, beter te begrijpen. In het Evangelie legt Christus zelf ons de betekenis van de komst van de H. Geest uit:
“Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen. Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft. Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het mijne is” (Joh. 16, 12-15).

Vandaag met Pinksteren spreken alle gebedsteksten, van de H. Mis maar ook van de getijden over de werking van de H. Geest niet alleen in de Kerk, het mystiek Lichaam van Christus, maar ook in ieder van ons afzonderlijk. In de Latijnse tekst van de oratio super munera van vandaag  valt direct het gebruik van het woord “arcanum” ( vertaald: “geheim”, in dit geval “heilig geheim”) op. “Mysterium Fidei”- dit is het geheim van het Geloof- zegt de priester in de H. Mis na de consecratie – het gebed waarin de instelling van H. Eucharistie wordt herdacht èn tegenwoordig gesteld. Rationeel is dat niet te bevatten, maar ook de moderne mens ontkomt er niet aan zich af en toe af te vragen , of “er niet meer tussen hemel en aarde is dan een mens kan bevatten”- “There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy”, schrijft Shakespeare in Hamlet.

Het Geheim van het Geloof vieren we iedere keer opnieuw in  de H. Mis. De Heilige Geest helpt ons  dat beter te begrijpen – niet om het te doorgronden want daarvoor is het geheim, te groot en te diep. Er zijn zaken van het verstand, van cognitieve geloofskennis en geheugen, maar er zijn ook zaken van het hart en van de ziel die wij ons niet eigen kunnen maken, maar waaraan wij af en toe kunnen raken – die aanrakingen zijn niet ons ongestoord bezit maar worden ons gegeven als genadegave van de Heilige Geest – soms even!

T e k s t
Missale Romanum – 1970
Præsta, quæsumus, Domine,
 ut, secundum promissionem Filii tui,
Spiritus Sanctus huius nobis sacrificii copiosius revelet arcanum,
et omnem propitius reseret veritatem.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, wij bidden U,
dat de belofte van uw Zoon vervuld mag worden :
Laat de Heilige Geest ons het geheim van dit Offer beter doen kennen
en ons de volle waarheid ontsluiten.

Werkvertaling 
Geef, vragen wij [U], Heer,
dat overeenkomstig / volgens de belofte van uw Zoon,
de Heilige Geest ons het geheim van dit Offer overvloediger onthult/ontsluiert,
en [ons] genadiger de volle waarheid ontsluit.
L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
De  tekst van deze oratio is een nieuwe compositie voor het Romeinse Missaaal 1970, op onderdelen refererend aan het Sacramentarium Bergomense, Bibl. di S. Alessandro in Colonna, de Bergamo, XIe eeuw.
(Zie: E. Moeller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, VII, P-Q, Brepols, Turnhout 1995, p. XI (Sources).

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
De oratio super munera is samengesteld uit één enkele zin, opgebouwd uit een openingszin, - met adres, prædicaat in de imperativusvorm, afgezwakt door de losse werkwoordsvorm quæsumus – gevolgd door een finale/doelaanwijzende resp. consecutieve/gevolghebbende bijzin in de coniunctivusvorm, afhankelijk van het voegwoord ut, welke bijzin in twee zelfstandige delen  uiteenvalt die verbonden zijn door de coniunctie et. De bijzin ut wordt onderbroken door een tussenzin met een bijwoordelijk karakter, die informatie geeft over de hoedanigheid van hetgeen aangeduid wordt door de prædicaten revelet en reseret, die inhoudelijk aan elkaar verwant zijn (hoe wordt geopenbaard, hoe wordt ontsloten).
De vrij krachteloze vertaling uit het Altaarmissaal roept als het ware om een werkvertaling die nauw verbonden blijft met hetgeen er staat in het Latijn.

Ad 1
1. Præsta, quæsumus, Domine,
2a. ut, 3. secundum promissionem Filii tui,
Spiritus Sanctus huius nobis sacrificii copiosius revelet arcanum,
2b. et omnem propitius reseret veritatem.
Præsta, quæsumus, Domine, verleen/schenk, vragen wij [U], Heer, openingszin van de oratie met de imperativusvorm præsta van præstare als prædicaat, die zich richt tot de Heer, Domine, anaklese in de vocativusvorm. Zoals dikwijls het geval is worden imperativusvormen aan de spits van de oratie, zoals ook hier, gemilderd door de losse werkwoordsvorm quæsumus, vragen/bidden wij [U].
Ad 2a
ut, […] Spiritus … arcanum.
Finale/consecutieve bijzin met het prædicaat revelet (3e pers. enkelv. præsentis activi van het verbum revelare in de coniunctivusvorm afhankelijk van het voegwoord ut (coniunctivus optativus).
Spiritus Sanctus, de Heilige Geest – subject van het revelet in twee congruerende nominativusvormen met klank-/eindrijm op –us en alliteratie van de beginletter s.
Arcanum huius sacrificii, het geheim van dit Offer – object van het prædicaat revelet, bestaande uit de accusativusvorm arcanum (van het substantivum arcanum, -i n.) vergezeld van twee congruerende genitivusvormen huius [nobis] sacrificium die de accusativusvorm arcanum nader toelichten (genitivus explicativus). De bij elkaar horende genitivi  huius en sacrificii zijn uiteengeplaatst: de stijlfiguur hyperbaton.
Nobis, voor ons – bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale nos: dativus commodi (van voordeel).
Copiosius, overvloediger – bijwoordelijke bepaling bij het prædicaat revelet; copiosius is de vergrotende trap (comparativus) neutrum van de adiectivumvorm copiosus adverbiaal gebruikt. De comparativusvorm kan verklaard worden vanuit de gedachte dat de H. Geest op grond van de belofte van de Zoon voor ons het verborgen geheim van dit Eucharistische Offer in meer heilsdimensies mag ontsluieren dan zonder de belofte het geval zou zijn geweest.
Ad 2b
2ab. ut, […] 2b. et omnem propitius reseret veritatem.
Het tweede deel van de ut-bijzin, is door het nevenschikkende et en het prædicaat reseret (3e pers. enkelv. præsentis activi in de coniunctivusvorm van het verbum openen, ontgrendelen, onthullen, eveneens van het voegwoord ut afhankelijk en is synoniem met revelet (r. 2a). Revelet en reseret bevatten alliteratie van begin- en eindletters en klankrijm op e.
Subject van het prædicaat reseret is Sanctus Spiritus van r. 2a.
Object van het prædicaat: omnem veritatem in twee congruerende accusativusvormen in een tweede hyperbaton uiteengeplaatst.
De dativus commodi nobis kan ook bij het prædicaat reseret in gedachte worden aangevuld.
Propitius: prædicatieve bepaling bij het verbum reseret. Propitius (van pro en peto): genegen, genadig, gunstig. Hier in de comparativus en in het neutrum zoals de praedicatieve bepaling dat vraagt.
Copiosius en propitius bevatten eindrijm op –iu  en alliteratie van de eindletter –s.

V o c a b u l a r i u m
Arcanus, -a, -um, adiect., gesloten, vergrendeld, en vandaar stil, stilzwijgend en in uitgebreide zin: geheimzinnig, geheim, vooral van godsdienstige plechtigheden (ex. arcana sacra, geheime plechtigheden, d.i. slechts voor ingewijden toegankelijk). Arcanum, -i, (meestal in de pluralis): geheimenis, geheim.
‘Arcanum divinæ sapientiæ’, het geheim van de goddelijke wijsheid - zijn de beginwoorden van de encycliek over het christelijk huwelijk die paus Leo XIII op 10.2.1880 uitvaardigde.

In contrast met iets dat geheim is, mysterieus vergrendeld en verborgen, bevat de oratie het verbum resero. Hier zou verwarring kunnen ontstaan. In onze woordenboeken vinden we resero, resevi van de 3e conjugatie dat betekent opnieuw zaaien, - planten, - poten en ook resero, -avi, -atum van de 1e conjugatie met betekenissen als 1. ontgrendelen, openen 2. openbaren, onthullen. Met dit laatste verbum hebben we vandaag te doen. Tijdens de Heilige Mis en de actualisering van het Offer van Christus opent God voor ons iets dat lang geleden door onze zonden werd dichtgeslagen en vergrendeld: de deur van de hemel.

Revelare, -avi, -atum, 1,: 1. blootleggen, onthullen (letterl.: het velum, de sluier verwijderen), 2. openbaren, mededelen 3. pass.: aan het licht komen. Enkele voorbeelden uit de liturgie: secreta cælestia revelare, hemelse geheimen openbaren; qui investigabiles divitias (cf Ef 3, 8) Cordis tui beatæ Margaritæ Mariæ virgini mirabiliter revelasti, die de onnaspeurlijke rijkdommen  van Uw Hart aan de heilige Margaretha Maria, maagd, hebt geopenbaard (collectegebd 17 okt.); en uit het Sacramentarium Leonianum 1281, waar gesproken wordt over Sint Jan, Evangelist: qui ab Unigenito tuo sic familiariter est dilectus et immensæ gratiæ revelationibus inspiratus, ut omnem transgrediens creaturam excelsa mente conspiceret et evangelica voce proferret, quia “In principio erat Verbum…” die door Uw Eniggeboren Zoon zo vertrouwelijk werd bemind en geïnspireerd door openbaringen van niet te meten genade, zodat hij heel de schepping overstijgend schouwde met zijn tot God verheven geest en met de stem van zijn evangelie verkondigde: “In het begin was het Woord..
Velum, -i,  etymologisch verwijzend naar het verbum veho, betekent: hetgeen zich beweegt, en heeft aldus volgende betekenissen: 1.  zeil, meestal pluralis: vela dare in altum (Livius), uitzeilen, de zee opzeilen; velis remisque: met alle macht (met zeilen en roeiriemen); pandere vela orationis, de loop van de redevoering volgen 2. Het zeil meer als bedekking: voorhang, gordijn, hulsel, doek, voile, sluier (bij vrouwelijke religieuzen heet de ritus van de oplegging van de sluier of sluiername: velatio (Augustinus).
Tot de paramenten nodig voor het H. Misoffer behoort het kelkvelum, dat de kelk met toebehoren op credenstafel bedekt. Het schoudervelum wordt gebruikt bij de zegen met het allerheiligste Sacrament.

Verwante substantiva: velamen, inis,: kleed, bedekking, omhulsel, gewaad; velamentum, -i,: deksel, bedeksel , omhulsel.

G e t u i g e n i s  v a n  d e  V a d e r s
H. Cyrillus van Jeruzalem:
De nadering van de Heilige Geest is rustig en zacht, aangenaam en geurig is het Hem te gevoelen; zijn juk is zeer licht. Schitterende stralen van licht en kennis gaan aan zijn komst vooraf. Hij komt met het hart van de waarlijk echte voogd. Want Hij komt om te redden, te genezen, te onderrichten, te vermanen, te versterken, te troosten en de geest te verlichten, op de eerste plaats van hem, door wie Hij wordt aanvaard, daarna ook van anderen door hem.

En zoals hij, die eerst in duisternis verkeerde, maar, toen daarna plotseling de zon zichtbaar werd, met het oog van zijn lichaam het licht opvangt en dan, wat hij eerst niet zag, hu helder waarneemt, zo ook wordt hij die de gave van de Heilige Geest waardig wordt gekeurd, in zijn ziel verlicht, en ziet dan boven het menselijke verheven wat hij eerst niet kende.”
(Cat. 16, De Spiritu Sancto 1,16: PG 33, 939-942)

H. Basilius de Grote:
“Zoals heldere en doorzichtige voorwerpen, als zij worden bestraald, zelf bovenmate schitterend worden en nog een glans naar buiten uitstralen, zo worden ook de zielen, die de Geest in zich dragen en door de Geest verlicht worden elf geestelijk en brengen de genade over op anderen.
Vandaar de kennis van toekomstige dingen, het inzicht in mysteries, het begrijpen van het verborgene, de verscheidenheid in gaven, hemelse gesprekken en de reidans met de engelen. Vandaar ook een nooit eindigende vreugde, vandaar de volharding in de liefde Gods, vandaar de gelijkenis met God en het meest verhevene dat men verlangen kan, vandaar dat gij wordt als god”.
(Ex Tractatu De Spiritu Sancto, 9, 23: PG 32, 110)
H. Hilarius, bisschop.
Wat nu de taak is van de Geest in ons, kunnen wij vernemen in de woorden van de Heer zelf. Hij zegt immers: Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Want het is goed voor u, dat Ik heenga; als Ik ga, zal Ik de Helper tot u zenden.
En elders:  Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Helper geven, om voor altijd bij u te blijven, de Geest der waarheid. Hij zal u tot de volle waarheid brengen: want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen. Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij van het Mijne in ontvangst zal nemen.
Dit is op verschillende plaatsen in de Schrift gezegd om ons te doen begrijpen. Daarin ligt de wil van de Gever en de betekenis en de aard van het geschenk uitgedrukt. En omdat onze zwakheid noch de Vader noch de Zoon kan omvatten, zal de gave van de Heilige Geest, door een soort band van middelaarschap, ons geloof verlichten.
(Ex Tractatu De Trinitate, Lib. 2, 1. 35: PL 10, 73-75)

H. Augustinus
Begin van Sermo 229A, gehouden te Hippo 410-412, op Paaszondag.
Na de woorddienst en de wegzending van de niet-gedoopte aanwezigen richt de bisschop zich voornamelijk tot de pasgedoopte christenen, die nu de gehele Mis zullen bijwonen.

”U die tot een nieuw leven bent herboren en daarom ‘kinderen’ (infantes) wordt genoemd, u vooral die dit nu te zien krijgt,  moet nu goed luisteren, want wij gaan u vertellen – zoals we hadden beloofd, wat dit te betekenen heeft. […]
Wat u op de tafel van de Heer ziet [brood en wijn], bent u ook gewend, voor wat de uiterlijke aanblik van de dingen betreft, op uw eigen tafels te zien. De aanblik is dezelfde, maar de kracht is niet dezelfde. Zo bent ook u immers dezelfde mensen die u vroeger was: u bent niet met nieuwe gezichten hier bij ons gekomen. En toch bent u nieuwe mensen: de oude bent u in uw lichamelijke gestalte, de nieuwe bent u door de heiligende genade, zoals ook dit hier nieuw is. Zeker, op het ogenblik is het nog wat u ziet: brood en wijn. Daar komt dan de heiliging (Noot: de term consecratio bestond al wel, maar werd nog niet algemeen gebruikt) bij, waardoor het brood het Lichaam, de wijn het Bloed van Christus zal zijn. Dat wordt teweeggebracht door de Naam van Christus, teweeggebracht door de genade van Christus. Daardoor is er dan hetzelfde te zien wat er tevoren gezien werd en is de uitwerking toch niet gebleven dat zij was.  Want wanneer men het tevoren had gegeten, had het de buik gevuld; wanneer het nu wordt gegeten, wordt men er geestelijk door opgebouwd”.

Passage uit Sermo 232, gehouden in de paasweek over de Verrijzenis van Christus volgens Sint Lucas, waarin Augustinus een toespeling maakt op de heilige Eucharistie. De disciplina arcana legde hem in tegenwoordigheid van de catechumenen een zekere reserve op.

“7. Hoort nu verder, mijn geliefden, over het grote geheim, dat wij kennen. Hij liep met hen [ de twee leerlingen op weg naar Emmaüs], Hij wordt gastvrij onthaald. Hij breekt het brood en Hij wordt herkend. Laten wij niet zeggen dat wij Christus niet kennen: wij kennen Hem als wij geloven. ‘Wij kennen Hem als wij geloven” is te zwak: wij hebben Hem als wij geloven. Zij hadden Christus aan hun tafel, maar wij hebben Hem binnen in ons hart. HHet is meer, Christus in zijn hart te hebben, dan in zijn huis. Want ons hart is toch inniger met ons verbonden, dan in zijn huis. Waaraan moet een gelovige Hem dus kennen? De gelovige weet het, wie echter nog catechumeen is, weet het niet. Maar niemand mag de deur voor hem sluiten en verhinderen dat hij het ook weet”.
C o m m e n t a a r
Alle mysteriegodsdiensten (dus ook de niet-christelijke), kenden een “geheimhouding” voor niet-ingewijden: disciplina arcani. Als beweegreden voor de heidense disciplina arcani gold de vrees voor het bekend worden aan buitenstaanders van de cultus der stamgoden waardoor men hun bescherming kon verliezen. Later, bij uitbreiding van de mysteriegodsdiensten buiten het stamverband werd het motief van de disciplina arcani meer algemeen de huiver voor het goddelijke die tot zwijgen noopt. Ook met de pedagogische overweging dat hetgeen verborgen wordt gehouden des te gretiger en beter wordt opgenomen. Men wilde het mysterie niet prijsgeven aan de nieuwsgierigheid van niet-ingewijden.
Bij de Joden verwees eveneens het begrip arcum naar een sacrale cultus of gereserveerde sacrale plaats. In de Vulgaat geeft bijvoorbeeld Exodus 7, 11 een beschrijving van het speciale heiligdom van God en van Zijn als een schat bewaarde en gekoesterde plaats Jeruzalem (Ez 7, 22).
Binnen de christelijke traditie omvat de disciplina arcani het wezenlijke van de inwijdingsrituelen: H. Doopsel, H. Vormsel en H. Eucharistie. Het verzwijgen van het Symbolum  en het Onze Vader was een eerste arcanum uit de liturgische traditie. Het Symbolum omdat het de samenvatting van de geloofsleer was en het Onze Vader het gebed van de gelovigen bij uitstek.
De inleiding in de disciplina arcani geschiedde in de laatste periode van het catechumenaat. In de week na de opname van de geloofsleerlingen in de Kerk handelde de inleiding in de disciplina arcani speciaal over de H. Eucharistie.