zaterdag 29 juli 2017

Lezingenofficie 17e zondag door het jaar Liturgia Horarum

Lezingen van het Lezingenofficie 


 Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing
Uit de Tweede Brief van de apostel Paulus aan de Korintiërs 7,2-16
De apostel wordt getroost door de rouwmoedigheid van de Korintiërs

Toon uw genegenheid voor ons. Wij hebben niemand onrecht aangedaan, niemand te gronde gericht, niemand uitgebuit. Ik zeg dit niet om u te beschuldigen, want ik heb u al eerder gezegd dat u ons zo na aan het hart ligt dat we met u in leven en sterven verbonden zijn. Hoe openhartig kan ik tegen u spreken, hoe trots kan ik op u zijn! In al mijn ellende ben ik vervuld van troost en word ik overweldigd door vreugde. Toen we in Macedonië kwamen, vonden we geen rust maar werden we van alle kanten belaagd: van buitenaf door vijanden, van binnenuit door zorgen. Maar God geeft moed aan wie terneergeslagen is, en door de komst van Titus heeft hij ook ons moed gegeven. En niet alleen daardoor, ook door diens bericht over de manier waarop u hem bemoedigd hebt. Hij heeft ons verteld hoe graag u ons weer wilt zien, hoezeer u om dat voorval treurt en met hoeveel overtuiging u zich aan mijn kant hebt geschaard. Hierdoor werd ik van blijdschap vervuld. Ook al heb ik u met mijn brief verdriet gedaan, ik heb er toch geen spijt van. Aanvankelijk wel, maar nu ik weet dat mijn brief u slechts voor korte tijd verdriet deed, ben ik blij dat ik hem geschreven heb. Niet omdat u verdriet hebt gehad, maar omdat u daardoor tot inkeer bent gekomen. U had verdriet op een manier die God wilde, ik heb u dus in geen enkel opzicht geschaad. Verdriet dat God geeft, leidt tot inkeer die men nooit berouwt en tot redding; verdriet dat de wereld geeft, leidt alleen maar tot de dood. Zie nu zelf waartoe uw verdriet dat God gegeven heeft, uiteindelijk heeft geleid. Hoe groot is uw inzet niet geworden; meer nog, hoe fel hebt u zich niet verdedigd, hoe verontwaardigd was u niet, hoe bang was u niet voor mij, hoezeer verlangde u niet naar mij, wat een ijver hebt u niet getoond om die broeder te straffen. In ieder opzicht hebt u bewezen dat u in deze zaak niets te verwijten valt. Dus ook al heb ik u geschreven, ik heb het niet gedaan vanwege hem die onrecht heeft begaan, en ook niet vanwege hem die onrecht heeft geleden. Het was mijn bedoeling dat tegenover God zou blijken hoe groot uw inzet voor ons is. Dit alles heeft ons moed gegeven. Bovendien zijn we uitermate verheugd dat Titus zo blij is, omdat u allen hem nieuwe kracht gegeven hebt. Ik had tegenover hem hoog van u opgegeven, en u hebt me niet teleurgesteld. Integendeel, zoals ik de waarheid sprak in alles wat ik tegen u heb gezegd, zo sprak ik ook de waarheid toen ik tegenover Titus zo hoog van u opgaf. Hij is u des te meer genegen omdat u naar hem geluisterd hebt en hem met zo veel ontzag ontvangen hebt. Het verheugt me dat ik in alles op u kan vertrouwen.

Tweede lezing

Uit de Homilieën op de Tweede Brief aan de Korintiërs, van de H. Johannes Chrysostomus, bisschop

Ik vloei over van blijdschap bij al mijn wederwaardigheden

Wéér begint Paulus over de liefde te spreken, terwijl hij de hardheid van zijn gegeven berisping tracht te verzachten. Want als hij ze eerst voor ogen houdt en ze om die reden berispt, dat zij, door hem bemind, hem niet hun wederliefde hadden geschonken maar zich hadden losgerukt uit zijn liefde en overgelopen waren naar bedorven mensen, verzacht hij de bitterheid van zijn berisping, zeggend: Gunt ons een ruime plaats in uw hart,  dit is ‘Bemint ons’. Hij vraagt hun om een weldaad, die allerminst veel kost, en die voor hen, die deze geven, van groter nut zou kunnen zijn dan voor hen, die hem ontvangen. Ook zegt hij niet ‘Bemint ons’, maar wat meer leek op een klacht: gunt ons een ruime plaats in uw hart.
Wie heeft ons toch, zegt hij, uit uw hart gedreven? wie ons daaruit gebannen; wat is er de oorzaak van, dat wij minder voor u gaan betekenen? Want omdat hij hierboven gezegd heeft: Zelf zijt gij niet ruimhartig genoeg verklaart hij dit hier nog eens openlijker met: Gunt ons een ruime plaats is uw hart, en tracht hij op die grond hen weer tot zich te trekken. Er is immers niets, wat zo tot beminnen beweegt, als dat hij, die bemind wordt, inziet, dat zijn minnaar vurig naar wederliefde verlangt.
Want zegt hij, al eerder heb ik u gezegd: u heb ik in mijn hart gesloten, wij horen bij elkaar in leven en dood. Dat is wel de grootste kracht van de liefde, dat ze, ook al wordt ze zelf veracht, toch met deze geliefde wil leven en sterven. Want gij zijt niet zo zonder meer in ons hart, maar zó als ik het u gezegd heb. Want het kan voorkomen, dat iemand bemint en toch bij gevaren de vlucht neemt; maar zo is het niet met ons.
Dit vervult mij met troost. Met welke? Met die namelijk, die van u uitgaat: omdat gij u weer bezonnen hebt en mij met uw werken hebt verblijd. Want het is een minnaar eigen, zich ofwel erover te beklagen, dat hij niet bemind wordt, ofwel te vrezen dat hij bij zijn verwijten te ver gaat en de andere daardoor bedroeft. Daarom zegt Paulus: Dit vervult mij met troost, en doet mij overvloeien van vreugde.
Alsof hij wilde zeggen: ‘Ik was om u zeer bedroefd, maar toch hebt gij mij overvloedig tevreden gesteld en troost gebracht: want ge hebt niet alleen de oorzaak van mijn droefheid bij mij weggenomen, maar mij ook doen overvloeien van vreugde’.
En dan toont hij zijn grootheid, niet hierdoor alleen, omdat hij zei: Ik vloei over van vreugde, maar ook hierdoor, dat hij eraan toevoegt: Bij al mijn wederwaardigheden. Hij wilde zeggen: zó groot was de vreugde, die gij mij bezorgd hebt, dat die zelfs niet door zo’n grote droefheid verduisterd kon worden, maar door haar uitbundigheid alle moeilijkheden, die ons treffen, te boven kwam, en wij ons daardoor niet lieten bedroeven.
(Hom. 14, 1-2: PG 61, 497-499)


Lezingen H.Mis 17e zondag door het jaar A

Eerste lezing (1 Kon. 3,5.7-12)
Uit het eerste boek der Koningen.
In die dagen verscheen de Heer
‘s nachts in een droom aan Salomo en zei:
“Wat wilt ge dat Ik u geef?”
Salomo antwoordde:
“Heer, mijn God, Gij hebt uw dienaar tot koning verheven,
hoewel ik maar een jonge man ben
en nog niet weet wat ik doen of laten moet.
Zo staat uw dienaar te midden van het volk,
dat Gij uitverkoren hebt,
een groot volk,
zo groot dat het niet te tellen of te schatten is.
Geef dus uw dienaar een opmerkzame geest,
om recht te kunnen spreken voor uw volk
en onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad.
Want wie is in staat recht te spreken voor dit grote volk van U?”
Dit verzoek van Salomo behaagde de Heer.
En God zei tot hem:
“Omdat ge juist dit gevraagd hebt
en niet gevraagd hebt om een lang leven,
ook niet om rijkdom,
evenmin om de dood van uw vijanden,
maar omdat ge inzicht gevraagd hebt om recht te kunnen spreken,
daarom voldoe ik aan uw verzoek
en geef Ik u een geest vol wijsheid en begrip,
zoals vóór u niemand ooit heeft gehad
en ook na u niemand zal hebben.”

Tweede lezing (Rom. 8,28-30)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
wij weten dat God in alles het heil bevordert
van die Hem liefhebben,
van hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn.
Want die Hij te voren heeft gekend,
heeft Hij ook te voren bestemd
tot gelijkvormigheid met het beeld van zijn Zoon,
opdat Deze de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.
Die Hij heeft voorbestemd, heeft Hij ook geroepen.
Die Hij riep, heeft Hij gerechtvaardigd, en die Hij rechtvaardigde, heeft Hij verheerlijkt!

Evangelie (Mt. 13,44-52)
In die tijd zei Jezus tot de menigte: “Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker. Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels. Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar. Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een sleepnet dat, in zee geworpen, vissen van allerlei soorten bijeenbracht. Toen het vol was trok men het op het strand; men zette zich neer om de goede vissen uit te zoeken en in manden te doen; de slechte echter werden weggeworpen. Zo zal het ook gaan op het einde van de wereld: de engelen zullen uittrekken om de slechten tussen de rechtvaardigen uit te zoeken en in de vuuroven te werpen. Daar zal geween zijn en tandengeknars. Hebt gij dit alles begrepen?” Zij antwoordden Hem: “Ja”. Hij zei hun: “Daarom is iedere schriftgeleerde, die onderwezen is in het Rijk der hemelen, gelijk aan een huisvader die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt.”

29 July St Martha

Martha was the sister of Mary of Bethany and Lazarus. In the West, her feast day comes a week after that of St Mary Magdalene because of the old and probably erroneous tradition that Mary Magdalene was the same person as Martha’s sister.
  But at least Martha and Mary both get celebrated somehow. What about poor Lazarus? He deserves our sympathy for being brought back to life by Jesus so as, later, to have to die all over again. What he thought of being brought back to Earth is not recorded. The presence of the incarnate Lord must have made up for the postponement of Heaven, but – where less dramatic circumstances are concerned – we should think of Lazarus when we prepare to make spectacular acts of charity on behalf of people who may not necessarily appreciate our interventions.
  See the article in the Catholic Encyclopaedia.

Almighty, ever-living God,
  your Son graciously came as a guest to the home of Saint Martha.
By her prayers give us grace to serve Christ faithfully in our brethren,
  and bring us to your home in heaven.
Through our Lord Jesus Christ, your Son,
  who lives and reigns with you in the unity of the Holy Spirit,
  one God, for ever and ever.
Amen.

29 Juli Lectionarium H. Mis H. Martha "Ik geloof vast dat Gij de Messias zijt"

Evangelie (Joh. 11, 19-27)

"Ik geloof vast dat Gij de Messias zijt"

In die tijd waren vele Joden naar Martha en Maria gekomen om hen te troosten over het verlies van hun broer. Zodra Martha hoorde dat Jezus op komst was ging zij Hem tegemoet; Maria echter bleef thuis. Martha zei tot Jezus: “Heer, als Gij hier waart geweest zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik, dat, wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven.” Jezus zei tot haar: “Uw broer zal verrijzen.” Martha antwoordde: “Ik weet dat hij zal verrijzen op de laatste dag.” Jezus zei haar: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit?” Zij zei tot Hem: “Ja, Heer, ik geloof vast dat Gij de Messias zijt, de Zoon Gods die in de wereld komt”.

vrijdag 28 juli 2017

Liturgy of the Hours St Augustine Christ died for all

The Confessions of St Augustine

Christ died for all

In your unfathomable mercy you first gave the humble certain pointers to the true Mediator, and then sent him, so that by his example they might learn even a humility like his. This Mediator between God and man, the man Christ Jesus, appeared to stand between mortal sinners and the God who is immortal and just: like us he was mortal, but like God he was just. Now the wage due to justice is life and peace; and so, through the justice whereby he was one with God, he broke the power of death over malefactors and by that act rendered them just, using that very mortality which he had himself chosen to share with them. How you loved us, O good Father, who spared not even your only Son, but gave him up for us evil-doers! How you loved us, for whose sake he who deemed it no robbery to be your equal was made subservient even to the point of dying on the cross! Alone of all, he was free among the dead, for he had power to lay down his life and power to retrieve it. For our sake he stood to you as both victor and victim, and victor because victim; for us he stood to you as priest and sacrifice, and priest because sacrifice, making us your children instead of your servants by being born of you in order to serve us.
  There is good reason for my solid hope in him, because you will heal all my infirmities through him who sits at your right hand and intercedes for us. Were it not so, I should despair; for many and grave are those infirmities, many and grave; but wider-reaching is your healing power. We might have despaired of ourselves, thinking your Word remote from any conjunction with mankind, had he not become flesh and made his dwelling among us. Filled with terror by my sins and my load of misery, I had been turning over in my mind a plan to flee into solitude; but you forbade me, and strengthened me by your words: To this end Christ died for all, that they who are alive might live not for themselves but for him who died for them.
  See, then, Lord: I cast my care upon you so that I may live, and I will contemplate the wonders you have revealed. You know how stupid and weak I am: teach me and heal me. Your only Son, in whom are hidden all treasures of wisdom and knowledge, has redeemed me with his blood. Let not the proud disparage me, for I am mindful of my ransom. I eat it, I drink it, I dispense it to others, and as a poor man I long to be filled with it among those who are fed and feasted. And then, let those who seek him praise the Lord.

Liturgia Horarum H. Gregorius van Nyssa Een vreedzaam koning regeert over zijn volk en is rechtvaardig.

Uit een homilie van de heilige Gregorius, bisschop van Nyssa († 394)

Een vreedzaam koning regeert over zijn volk en is rechtvaardig.

Koning Salomo wordt in vele opzichten beschouwd als voorafbeelding van de ware Koning. In vele opzichten, zeg ik, opzichten die door de heilige Schrift over hem worden aangehaald en die betrekking hebben op wat beter is. Er wordt van hem gezegd dat hij vreedzaam was en onmetelijke wijsheid bezat. Hij bouwde de tempel, regeerde over Israël en oordeelde zijn volk met rechtvaardigheid en hij was een zoon van David. De koningin van de Ethiopiërs reisde ook naar hem toe. Dit alles en nog meer van die aard wordt van hem gezegd als voorafbeelding; het is een beschrijving van de macht van het evangelie die toen nog toekomst was.
Wie is immers zo vreedzaam als Hij die de vijandschappen vernietigde? Hij heeft zijn eigen vijanden voor zijn kruis gewonnen. Zijn vijanden en ons, ja zelfs de hele wereld, heeft Hij verzoend. Hij heeft de scheidsmuur afgebroken om in zichzelf beide te verenigen tot één nieuwe mens. Hij sticht vrede en Hij predikt vrede voor hen die veraf zijn en voor hen die dichtbij zijn door middel van allen die de blijde boodschap verkondigen. Wie is nu zo’n tempelbouwer, iemand die de fundamenten legt op heilige bergen, dat wil zeggen: op de profeten en de apostelen? Hij die, zoals Paulus zegt, bouwt op het fundament van de apostelen en profeten (vgl. Ef. 2, 20), met levende en bezielde stenen die zich vanzelf voegen tot de hechte samenstelling van een muur. Dit volgens het woord van de profeet, opdat zij verbonden en aaneengesloten als muren door de kracht van het geloof en de band van de vrede, vanzelf groeien tot een heilige tempel, zodat zij een woonplaats worden van God en de Geest.
Dat de Heer koning is van Israël, werd ook door zijn vijanden betuigd. Zij erkenden zijn koningschap, door aan het kruis het opschrift te bevestigen: ‘Dit is Jezus, de koning der joden’ (Mt. 27, 37). Wij aanvaarden dit als een getuigenis, ook al meent men dat hierdoor aan zijn macht afbreuk werd gedaan, als zou het zijn heerschappij beperken tot het koningschap over Israël. Dat is immers niet zo. Want gedeeltelijk kent juist dit opschrift aan het kruis Hem de heerschappij over allen toe, omdat er niet toegevoegd is dat Hij alleen van de joden koning is. Uitdrukkelijk getuigen deze woorden van zijn heerschappij over de joden, terwijl zijn macht over alle anderen stilzwijgend verondersteld wordt. Immers, Hij die koning is over heel de aarde, is ook heerser over een deel ervan.
De ijver van Salomo om rechtvaardig recht te spreken duidt op de ware Rechter van heel de wereld. Deze zegt: ‘De Vader oordeelt niemand, maar heeft het oordeel geheel en al in handen van de Zoon gelegd’ (Joh. 5, 22). En: ‘Ik kan niets uit Mijzelf: Ik oordeel naar wat Ik hoor en mijn oordeel is rechtvaardig’ (Joh. 5, 30). Hierin bestaat de volmaaktste vorm van een juist oordeel: dat men niet uit eigen beweging noch beïnvloed door voorkeur of afkeur een vonnis velt, maar eerst een oordeel vraagt van hen die beschuldigd zijn en dan pas het vonnis velt. Daarom erkent Gods macht dat ze tot sommige dingen niet in staat is. De waarheid kan immers geen vonnis vellen buiten het recht. Wie weet niet dat de kerk, uit de afgoderij van het heidendom ontstaan, oorspronkelijk in duisternis was, voordat zij kerk werd en dat zij gedurende een lange periode van onwetendheid verwijderd was van de kennis van de ware God. Maar toen Gods genade verscheen, toen de wijsheid schitterde en het ware licht een straal uitzond naar allen die in duisternis en in de schaduw van de dood zaten, sloot Israël zijn ogen voor het licht en onttrok zich aan de deelname aan het goede. Dan komen de Ethiopiërs vanuit de heidenen toegelopen tot het geloof; zij die eens ver weg waren, komen dichterbij en wassen hun zwarte kleur af in het water van het doopsel. Zo stak Ethiopië zijn hand uit naar God en bood de Koning zijn geschenken aan: de reukwerken van het ontzag voor God, het goud van de kennis van God en de edelstenen van het onderhouden van de geboden en het beoefenen van de deugden.

dinsdag 25 juli 2017

Liturgy of the Hours Office of Readings St. James

First Reading

1 Corinthians 4:1-16

People must think of us as Christ’s servants, stewards entrusted with the mysteries of God. What is expected of stewards is that each one should be found worthy of his trust. Not that it makes the slightest difference to me whether you, or indeed any human tribunal, find me worthy or not. I will not even pass judgement on myself. True, my conscience does not reproach me at all, but that does not prove that I am acquitted: the Lord alone is my judge. There must be no passing of premature judgement. Leave that until the Lord comes; he will light up all that is hidden in the dark and reveal the secret intentions of men’s hearts. Then will be the time for each one to have whatever praise he deserves, from God.
  Now in everything I have said here, brothers, I have taken Apollos and myself as an example (remember the maxim: ‘Keep to what is written’); it is not for you, so full of your own importance, to go taking sides for one man against another. In any case, brother, has anybody given you some special right? What do you have that was not given to you? And if it was given, how can you boast as though it were not? Is it that you have everything you want – that you are rich already, in possession of your kingdom, with us left outside? Indeed I wish you were really kings, and we could be kings with you! But instead, it seems to me, God has put us apostles at the end of his parade, with the men sentenced to death; it is true – we have been put on show in front of the whole universe, angels as well as men. Here we are, fools for the sake of Christ, while you are the learned men in Christ; we have no power, but you are influential; you are celebrities, we are nobodies. To this day, we go without food and drink and clothes; we are beaten and have no homes; we work for our living with our own hands. When we are cursed, we answer with a blessing; when we are hounded, we put up with it; we are insulted and we answer politely. We are treated as the offal of the world, still to this day, the scum of the earth.
  I am saying all this not just to make you ashamed but to bring you, as my dearest children, to your senses. You might have thousands of guardians in Christ, but not more than one father and it was I who begot you in Christ Jesus by preaching the Good News. That is why I beg you to copy me.

25 July Saint James, apostle

St James (? - 44)

He was the brother of St John and, like him, a fisherman. He was one of the witnesses of the Transfiguration and one of those who slept through most of the Agony in the Garden. He was the first of the apostles to be martyred, being beheaded by King Herod Agrippa I to please the Jewish opponents of Christianity. He was buried in Jerusalem, and nothing more is known about him until the ninth century.
  At this time we learn of a tradition that the relics of St James were brought to Spain some time after his martyrdom, (perhaps early, perhaps as late as 830), and his shrine at Compostela in Galicia grew in importance until it became the greatest pilgrimage centre in western Europe. In every country there are churches of St James and known, well-trodden pilgrim routes. In Paris, the Tour St Jacques marks the start of the route and the Rue St Jacques points straight towards Compostela. In England, pilgrim routes lead from all parts of the country to the major ports that were used on the pilgrimage. This network of routes is a vital witness to the fact that the Middle Ages were not the static stay-at-home time that we often think them to be: everyone must have known someone, or known someone who knew someone, who had made the pilgrimage. The scallop-shell, the emblem of St James, has become the emblem of pilgrims generally.
  In 1987 the pilgrimage routes to Compostela were designated by the Council of Europe as historical cultural routes of international importance. The Confraternity of St James continues to work to restore and upgrade the refuges on a route which is still in active pilgrim use today.

zaterdag 22 juli 2017

Liturgy of the Hours Morning Prayer (Lauds)

Hymn
All people that on earth do dwell,
Sing to the Lord with cheerful voice;
Him serve with mirth, his praise forth tell,
Come ye before him, and rejoice.
The Lord, ye know, is God indeed;
Without our aid he did us make;
We are his folk, he doth us feed;
And for his sheep he doth us take.
For why, the Lord our God is good:
His mercy is for ever sure;
His truth at all times firmly stood,
And shall from age to age endure.
To Father, Son and Holy Ghost,
The God whom heaven and earth adore,
From men and from the angel-host
Be praise and glory evermore.

Lezingen H.Mis 16e zondag door het jaar A

Eerste lezing (Wijsh. 12,13.16-19)
Uit het boek der Wijsheid.
Naast U is er geen andere God,
die zorg draagt voor alles,
geen andere God, voor wie Gij waar zoudt moeten maken,
dat Gij niet onrechtvaardig hebt geoordeeld.
Uw macht is de grond van uw rechtvaardigheid,
en omdat Gij over allen heerst,
behandelt Gij allen ook met zachtheid.
Waar men aan uw volstrekte macht niet gelooft,
daar toont Gij uw kracht
en bij hen, die haar ervaren hebben,
neemt Gij alle grond tot overmoed weg.
Gij echter, die over de macht beschikt,
met veel zachtheid spreekt Gij uw oordeel uit
en Gij bestuurt ons met veel goedertierenheid,
want Gij kunt uw macht tonen, wanneer Gij maar wilt.
Door zó te doen, hebt Gij uw volk geleerd,
dat de rechtvaardige een vriend van de mensen moet zijn,
en hebt Gij uw zonen hoopvol gestemd
dat Gij, daar waar gezondigd wordt,
de kans tot inkeer biedt.

Tweede lezing (Rom. 8,26-27)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
de Geest komt onze zwakheid te hulp.
Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden,
maar de Geest zelf pleit voor ons
met onuitsprekelijke verzuchtingen.
En Hij die de harten doorgrondt,
weet waar de Geest op zint,
want Hij pleit voor de heiligen naar Gods bedoeling.

Evangelie (Mt. 13,24-43)
In die tijd hield Jezus de menigte deze gelijkenis voor:
“Het Rijk der hemelen gelijkt op een man,
die op zijn akker goed zaad had gezaaid;
maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen.
Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet,
was ook het onkruid te zien.
Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem:
Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?
Hij antwoordde hun:
Dat is het werk van een vijand.
De knechten zeiden tot hem:
Wilt ge dan dat we het bijeengaren?
Maar hij zei:
Neen, ik ben bang dat ge, wanneer ge het onkruid bijeengaart
de tarwe mee uittrekt.
Laat beide samen opgroeien tot de oogst,
en met de oogsttijd zal ik de maaiers zeggen:
Haalt eerst het onkruid bijeen
en bindt het in bussels om te verbranden;
maar slaat de tarwe op in mijn schuur.”

Een andere gelijkenis hield Jezus hun voor:
“Het Rijk der hemelen gelijkt op een mosterdzaadje,
dat iemand op zijn akkers zaaide.
Dat is wel het allerkleinste zaadje,
maar wanneer het is opgeschoten,
is het groter dan de andere tuingewassen;
het wordt een boom,
zodat de vogels in zijn takken komen nestelen.”
Nog een andere gelijkenis vertelde Jezus hun:
“Het Rijk der hemelen gelijkt op gist,
die een vrouw in drie maten bloem verwerkte,
totdat deze in hun geheel gegist waren.”

Dit alles sprak Jezus tot het volk in gelijkenissen
en zonder gelijkenissen leerde Hij hun niets,
opdat in vervulling zou gaan het door de profeet gesproken woord:
“Ik zal mijn mond openen in gelijkenissen,
Ik zal openbaren
wat verborgen is geweest vanaf de grondvesting der wereld.”

Toen liet Hij de menigte gaan en keerde naar huis terug.
Zijn leerlingen kwamen nu naar Hem toe en zeiden:
“Leg ons de gelijkenis uit van het onkruid op de akker.”
Hij gaf hun ten antwoord:
“Die het goede zaad zaait, is de Mensenzoon;
de akker is de wereld;
het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Rijk;
het onkruid de kinderen van het kwaad,
en de vijand die het zaaide, is de duivel.
De oogst is het einde van de wereld
en de maaiers zijn de engelen.
Zoals nu het onkruid wordt bijeengebracht en in het vuur verbrand,
zo zal het ook gaan op het einde van de wereld.
De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
en zij zullen uit zijn Rijk bijeenbrengen
allen, die tot zonde verleiden en ongerechtigheid bedrijven
om hen in de vuuroven te werpen,
waar geween zal zijn en tandengeknars.
Dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader
schitteren als de zon. Wie oren heeft, hij luistere.”

vrijdag 21 juli 2017

Lezingenofficie 16e zondag door het jaar Liturgia Horarum

Lezingen van het Lezingenofficie 



Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing
Begin van de Tweede Brief van de apostel Paulus aan de Korintiërs 1, 1-14

Dankzegging te midden van moeilijkheden

Van Paulus, apostel van Christus Jezus door de wil van God, en van onze broeder Timoteüs. Aan de gemeente van God in Korinte en aan alle heiligen in heel Achaje. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader die zich over ons ontfermt, de God die ons altijd troost en ons in al onze ellende moed geeft, zodat wij door de troost die wijzelf van God ontvangen, anderen in al hun ellende moed kunnen geven. Zoals wij volop delen in het lijden van Christus, zo delen wij volop in de troost die God ons door Christus geeft. Ondervinden we tegenspoed, dan is het opdat u bemoedigd en gered wordt. Worden we bemoedigd, dan is het opdat u de moed krijgt te volharden in hetzelfde lijden als wij ondergaan. De hoop die wij voor u hebben is gegrond: we weten dat zoals u deelt in ons lijden, u ook deelt in de troost die ons gegeven wordt. U moet weten, broeders en zusters, dat de tegenspoed die we in Asia hebben moeten doorstaan, uitzonderlijk groot was. We hadden het zwaar te verduren, zo zwaar dat het onze krachten te boven ging. We vreesden ernstig voor ons leven, we waren er zelfs zeker van dat het doodvonnis al over ons was uitgesproken. Maar juist dat liet ons beseffen dat we niet op onszelf moeten vertrouwen, maar alleen op de God die de doden opwekt, die ons heeft gered en ons opnieuw zal redden uit eenzelfde doodsgevaar. Op hem hebben we onze hoop gevestigd: hij zal ons altijd redden. En ook u bent ons tot steun door voor ons te bidden. Zo klinkt uit talloze monden de dankzegging voor de gunst die hij ons bewezen heeft. Hierop kunnen wij ons laten voorstaan: ons geweten kan getuigen dat we ons overal in deze wereld, en vooral bij u, hebben laten leiden door de oprechtheid en zuiverheid die God van ons verlangt, dat we niet werden geleid door de wijsheid van deze wereld, maar door Gods genade. Wat u in onze brieven leest en eruit begrijpt, hebben we ook precies zo bedoeld. Ik hoop dat u eens ten volle zult begrijpen wat u al gedeeltelijk begrepen hebt, namelijk dat u op de dag van onze Heer Jezus trots op ons kunt zijn, zoals wij op u.

Tweede lezing
Begin van de Brief aan de Magnesiërs van de H. Ignatius van Antiochiën, bisschop en martelaar

Men moet niet alleen christen heten maar het ook zijn

Ignatius, die ook Theophorus heet, aan haar, die gezegend is door de genade van God de Vader in Christus Jezus, onze Verlosser, in Wie ik de Kerk groet in Magnesia aan de Meander aanhaar mijn beste wensen in God de Vader en in Jezus Christus.
Daar ik wist, dat uw vrome liefde zo goed geordend is, besloot ik, vol vreugde in het geloof in Jezus Christus, u te schrijven. Want gesierd met de zeer eervolle naam in de boeien die ik nu draag, prijs ik de kerken, die ik de vereniging toewens met het Vlees en de Geest van Jezus Christus, ons eeuwig leven, en de vereniging in geloof en liefde, waar niets boven gaat, vooral de vereniging met Jezus en de Vader. Want als we in Hem alle geweld van de vorst dezer wereld uithouden en eraan ontkomen, zullen wij God winnen.
Want daar ik waardig werd gekeurd u te zien in de persoon van uw God waardige bisschop Damas en de geëerbiedigde priesters Bassus en Apollonius en mijn mede dienaar, de diaken Zotion, in wins aanwezigheid ik mij graag altijd zou willen verheugen, omdat hij gehoorzaam is aan zijn bisscop als aan Gods welwillendheid en aan de priesters als aan de Wet van Jezus Christus.
Maar het past u niet de (jeugdige) leeftijd van uw bisschop te misbruiken; ge moet hen integendeel alle eerbied bewijzen met het oog op de macht van God de Vader, zoals ik ook vernomen heb dat uw heilig priestercollege geen misbruik maakt van zijn blijkbaar jeugdige leeftijd, maar als deugdzame in God hem onderworpen zijn, niet echter aan zijn persoon maar aan de Vader van Jezus Christus, ons aller bisschop. Uit eerbied dan ook voor Hem, die ons bemint, moeten wij gehoorzamen zijn hypocrisie; anders bedriegt men hierin niet deze zichtbare bisschop, maar tracht men de Onzichtbare te bedriegen. Wat men in deze kwestie doet, heeft geen betrekking op het menselijke, maar slaat op God, die het onzichtbare kent.
Derhalve moet men niet alleen christen heten, maar het ook zijn; zoals er ook zijn, die hun bisschop wel zo noemen, maar alles buiten hem om doen. Zulke mensen schijnen mij toe geen goed geweten te hebben, daar zij niet nauwgezet volgens de voorschriften hun bijeenkomsten houden.
Daar nu alle dingen een einden hebben en er twee mogelijkheden voor ons liggen, de dood en het leven, en eenieder naar zijn eigen plaats  zal gaan, - want zoals er twee muntstukken bestaan, het ene van God en het andere van de wereld, terwijl elk van beide zijn eigen stempel draagt ingeslagen, zo ook dragen de ongelovigen het stempel van deze wereld, maar de gelovigen in liefde het stempel van God de Vader door Jezus Christus- en als we niet uit eigen verkiezing door Hem willen sterven met het oog op zijn Lijden, dan is zijn leven niet in ons.


(Inscriptio; nn. 1, 1 — 5, 2: Funk 1, 191-195)

Heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië, De apostelen verkondigen vreugde aan de wereld.


Uit het commentaar van de heilige Cyrillus, bisschop van Alexandrië, († 444), op de profeet Jesaja

De apostelen verkondigen vreugde aan de wereld.

‘Jubelt, hemelen, want God heeft zich over Israël ontfermd. Juicht, grondvesten der aarde, steekt de bazuin. Breekt in gejubel uit, gij bergen en heuvels met al uw bomen, want God heeft Jakob verlost en in Israël zijn glorie getoond’ (Jes. 44, 23 - LXX).
Zonder enige moeite kan men in deze woorden de boodschap van de heilige profeten lezen: eens zal door Christus de vergiffenis van zonden, de bekering en verlossing van alle mensen komen. Inderdaad, God de Heer is aan ons verschenen, Hij heeft verblijf genomen bij de bewoners van de aarde om als mens het ware lam te zijn dat de zonden van de wereld wegneemt. Toen was er reden tot vreugde voor de hoogste machten, de hemelse geesten, de koren van de heilige engelen. Want zij zongen vanwege zijn menselijke geboorte: ‘Eer aan God in den hoge, vrede op aarde en welbehagen onder de mensen’ (Lc. 2, 13-14). En als het waar is wat de Verlosser zegt - en het is zeker waar - dat er in de hemel vreugde is bij de engelen van God over één zondaar die zich bekeert (vgl. Lc. 15, 7), hoe zou men dan kunnen twijfelen aan de vreugde en jubel van de hoogste geesten bij Christus’ komst? Hij brengt immers de gehele mensheid tot de kennis van de waarheid, Hij roept haar op tot bekering, rechtvaardigt haar door het geloof en verheerlijkt haar door zijn heiliging.
De hemelen jubelden dus, omdat God zich ontfermd had over Israël. Hieronder moet men niet alleen het joodse volk verstaan maar ook het geestelijk Israël. De grondvesten der aarde juichten en staken de bazuin. Met deze grondvesten zijn de bedienaars van Gods woord bedoeld, de predikers van het evangelie. Hun stem heeft overal duidelijk geklonken. Als heilige bazuinen hebben zij zich doen horen om de heerlijkheid van de Verlosser alom te verkondigen en om allen te roepen tot de kennis van Christus: joden zowel als heidenen die vroeger meer het schepsel dan de Schepper hadden geëerd.
Maar waarom noemen wij deze predikers grondvesten der aarde? Het fundament van alles en de onwrikbare grondslag is toch Christus die alles draagt en samenhoudt, zodat het stevig vaststaat? Want op Hem worden wij allen gebouwd als een geestelijk huis, onderling verbonden door de Geest tot een heilige tempel, tot zijn woonstede. Hij woont in ons hart door het geloof. De apostelen en de evangelisten kunnen echter als grondvesten beschouwd worden, omdat zij ons meer nabij zijn: zij zijn ooggetuigen en bedienaars van het woord geworden om ons in het geloof te bevestigen. Als wij ons bewust zijn dat wij hun overlevering moeten volgen, zullen wij het ware geloof in Christus bewaren zonder daarvan af te wijken. Toen de heilige Petrus zijn geloof oprecht beleed met de woorden: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’, is hem immers door de Heer gezegd: ‘Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen’ (Mt. 16, 16-18). Met ‘steenrots’ bedoelde Hij, naar ik meen, het onwankelbare geloof van de leerling.
Zo zegt ook de psalmist: ‘Zijn grondslagen liggen op de heilige bergen’ (Ps. 87 (86), 1 -LXX). Terecht zijn de heilige apostelen en evangelisten met heilige bergen te vergelijken: hun leer is voor het nageslacht hecht gefundeerd, en laat niet toe dat zij die eens in hun netten gevangen zijn, van het geloof afvallen. Als bergen waren de leerlingen van Christus overal zichtbaar: door woord en werk staken zij boven de anderen uit.
Welnu, deze bedienaars van de blijde boodschap en van Christus’ genadegaven verkondigen vreugde aan de wereld. Want waar sprake is van vergeving van zonden, rechtvaardiging door het geloof, deel hebben aan de heilige Geest, eervolle aanneming als kinderen van God en het rijk der hemelen, daar is geen ijdele hoop op dingen die onze geest niet kan vatten, maar daar is blijvende vreugde en blijdschap.
Vgl. Hand. 13, 48.49

donderdag 20 juli 2017

Catechism of the Catholic Church Short Film

Liturgy of the Hours Lauds Prayers and intercessions

 
We adore and praise our God who reigns above the heavens. He is the lord of all things and before him all creation is as nothing.
– We adore you, our Lord and God.
Eternal Father, it is by your gift that we praise you:
  the wonder of our making is only surpassed by the splendour and joy of our coming to life in Christ.
– We adore you, our Lord and God.
Lord, be with us as we start a new day:
  move our hearts to seek you and our wills to serve you.
– We adore you, our Lord and God.
Deepen our awareness of your presence:
  teach us reverence and love for all that you made.
– We adore you, our Lord and God.
To know you is to love those you created:
  let our lives and our work be of service to our brothers.
– We adore you, our Lord and God.

Cardinal Newman the two foundations of true Christian faith,—humbleness of mind and earnestness!


zaligverklaring kardinaal Newman 19 september 2010
When He, the Lord of hosts, comes to shake terribly the earth, what number will He find of the remnant of the true Israel? We live in an educated age. The false gloss of a mere worldly refinement makes us decent and amiable. We all know and profess. We think ourselves wise; we flatter each other; we make excuses for ourselves when we are conscious we sin, and thus we gradually lose the consciousness that we are sinning. We think our own times superior to all others. "Thou {40} blind Pharisee!" This was the fatal charge brought by our blessed Lord against the falsely enlightened teachers of His own day. As then we desire to enter into life, let us come to Christ continually for the two foundations of true Christian faith,—humbleness of mind and earnestness!

See Sermon 3. Knowledge of God's Will without Obedience

Liturgia Horarum H. Augustinus Jezus Christus, naar het vlees uit het geslacht van David.

Uit het boek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), ‘Over de voorbeschikking van de heiligen’

Jezus Christus, naar het vlees uit het geslacht van David.

Het schitterendste voorbeeld van voorbeschikking en genade is de Verlosser zelf, ‘de middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus’ (1 Tim. 2, 5). Welke verdiensten inzake geloof en goede werken heeft zijn menselijke natuur van tevoren verworven, zodat Hij onze middelaar kon zijn? Ik zoek een antwoord op mijn vraag. Waardoor heeft die mens verdiend de eniggeboren Zoon van God te zijn, één in persoon met het Woord dat van eeuwigheid bestaat met de Vader? Was het omdat Hij voordien al goed was? Wat heeft Hij tevoren gedaan, wat heeft Hij geloofd, wat heeft Hij gevraagd om tot die onuitsprekelijke verhevenheid te komen? Vanaf het begin van zijn bestaan is Hij ook als mens de eniggeboren Zoon van God geworden. Kunnen we daarvoor geen verklaring zoeken in het handelen van het Woord dat Hem opnam?
Daarom moeten wij erkennen dat ons Hoofd de bron is waaruit de genade voortvloeit om zich naar de maat van een ieder in alle ledematen te verspreiden. Dezelfde genade die Hem van de aanvang af tot Christus gemaakt heeft, bewerkt ook dat elke mens vanaf het ogenblik dat hij begint te geloven, christen wordt. En de Geest door wie Christus geboren is, doet ook de christen herboren worden. Dezelfde heilige Geest die ervoor gezorgd heeft dat Hij zonder zonde was, voltrekt in ons de vergeving van de zonden. God heeft ongetwijfeld van tevoren geweten dat Hij op die wijze zou handelen. Dat is de voorbeschikking van de heiligen, die in de Heilige bij uitstek ten volle in het daglicht getreden is. Wie de woorden van de waarheid op de juiste manier begrijpt, kan dit niet ontkennen. Wij hebben immers gehoord dat de Heer der heerlijkheid zelf voorbeschikt was om als mens Zoon van God te worden (vgl. Rom. 1, 1-4).
Jezus was dus voorbeschikt. Naar het vlees moest Hij zoon van David zijn; naar de Geest van heiligheid moest Hij de Zoon van God zijn in kracht. Want Hij is geboren uit de heilige Geest en de maagd Maria. Zo heeft het Woord dat God is, op onuitsprekelijke wijze de aanneming voltrokken van een mens, die waarlijk en in eigenlijke zin tegelijk Zoon van God en Mensenzoon genoemd mag worden. Hij is een zoon van mensen, omdat het een mens is die is aangenomen. Hij is Zoon van God, omdat het de eniggeboren Zoon van God is die Hem aangenomen heeft. Zoniet, dan zouden we moeten geloven in een vier-eenheid, en niet in de drieeenheid!
De verheffing waartoe de menselijke natuur was voorbeschikt, is zo groot en zo hoog en zo geweldig dat er niets bestaat om ze nog meer te verheffen. Maar ook de godheid kon zich niet meer vernederen dan door de menselijke natuur aan te nemen met de zwakheid van het vlees, tot de dood op het kruis. Zoals die ene mens voorbestemd was om ons hoofd te zijn, zo zijn ook wij die zo talrijk zijn, voorbestemd om zijn ledematen te zijn. Menselijke verdiensten zijn hier van geen waarde, want door de zonde van Adam is daar een einde aan gekomen. Alleen de genade van God moet heersen: de genade die heerst door Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God en de éne Heer. Als iemand in ons hoofd, Christus, de verdiensten kan vinden die er vóór zijn uitzonderlijke geboorte waren, dan mag hij in de ledematen - dat zijn wij - de verdiensten zoeken die er waren vóór de wedergeboorte van zoveel mensen.

20 juli - H. Apollinaris, bisschop - Zie, de martelaar heerst en leeft.

Volgens de overlevering heeft de heilige Apollinaris, vermoedelijk aan het einde van de tweede eeuw, de Kerk van Classe nabij Ravenna in Flaminia als bisschop geleid en met zijn marteldood roemrijk geëerd. Hij verbreidde de onpeilbare rijkdom van Christus onder de heidenvolken. Op 23 juli ging hij over naar de Heer in de hemel.

Uit de preken van de heilige bisschop Petrus Chrysologus (Sermo 128, 1-3: CCL 24A, 789-791)

Zie, de martelaar heerst en leeft.

De heilige Apollinaris heeft de Kerk getooid door de ware en roemvolle eer van zijn martelaarschap. Apollinaris heeft terecht gehandeld, omdat hij, naar het gebod van zijn God, hier op aarde zijn leven heeft verloren, om het voor eeuwig te verwerven. De zalige die zo zijn levensloop volbracht heeft, heeft het geloof bewaard, zodat hij waarlijk op zijn plaats als leider werd aangetroffen door hen die op hem vertrouwden. En laat niemand menen dat hij die door Gods gunst de dagelijkse, veelvuldig terugkerende strijd onder ogen ziet, door de titel ‘belijder’ te dragen minder is dan een martelaar. Luister naar Paulus, wanneer hij zegt: ‘Dagelijks sterf ik’. Eenmaal te sterven betekent weinig voor hem die in staat is om voor zijn koning met regelmaat een glorierijke overwinning te behalen op zijn vijanden. Niet zozeer de dood als wel de trouw en de toewijding maken de martelaar; en zoals het een teken van moed is om bij de strijd in de slaglinie te sneuvelen uit liefde voor de koning, zo is het een teken van volmaakte moed langdurig te strijden en veldslagen tot het einde toe uit te vechten. De vijand heeft hem dan ook niet tot martelaar gemaakt door hem te laten sterven, - daar hij hem niet terstond ter dood bracht-, maar heeft laten zien dat hij een martelaar is, daar hij hem zijn geloof niet heeft kunnen ontnemen; hij wierp de speren die hij kon, en beproefde sluw zijn wapens in al hun soorten, maar was toch niet in staat de dappere aanvoerder te doen wijken of zijn standvastigheid te breken. Broeders, het is zeer verheven omwille van de Heer het huidige leven, indien nodig, te verachten, maar het is ook glorievol om mét je leven de wereld met haar vorst te geringschatten en te minachten.
Christus snelde zijn martelaar tegemoet, de martelaar zijn Koning. Wij doen er goed aan te zeggen dat Hij hem ‘tegemoet snelde’, gelet op het woord van de Profeet: ‘Ontwaak, kom mij helpen en zie’. Maar de heilige Kerk wilde haar voorvechter voor zich behouden; daarom snelde zij Christus heel vastberaden tegemoet en smeekte Hem dat Hij voor de overwinnaar de krans van de gerechtigheid voor later zou bewaren en haar in oorlogstijd de aanwezigheid van haar strijder zou gunnen. De belijder vergoot dikwijls zijn bloed en door zijn wonden legde hij met gelovig hart getuigenis af van zijn Schepper. Door naar de hemel op te zien zag hij neer op het vlees en de aarde. Maar de Kerk, in haar nog prille jeugd, zette door, ze hield aan en verkreeg het dat de martelaar zijn verlangen uitgesteld zag. En ik zeg met nadruk de ‘jeugd’, die altijd alles verkrijgt; die de strijd meer vanuit haar tranen aanbindt dan vanuit een weloverwogen berekening van haar krachten. Immers, het uiterlijk vóórkomen en het zweet van de sterken vermogen niet zoveel als de tranen van kleine kinderen, want in het eerste geval worden lichamen gebroken, in het tweede geval harten; in het eerste geval wordt het beoordelingsvermogen van het hart nauwelijks geroerd, in het tweede overstroomt de liefde van een kind de mens volledig.
Wat valt er verder nog te zeggen? De heilige Moeder de Kerk heeft zich tot het uiterste ingespannen om in geen enkel opzicht van haar bisschop gescheiden te worden. En zie: hij leeft, als een goede herder staat hij temidden van zijn kudde en nooit zal hij die met zijn lichaam in de tijd is voorgegaan, met zijn geest van de kudde worden gescheiden. Hij is ons ‘voorgegaan’, naar de staat waarin hij nu verkeert, bedoel ik dan; voor het overige rust hij in de verblijfplaats van zijn lichaam onder ons. De duivel is vernietigd, de vervolger is bezweken. Zie: hij die omwille van zijn Koning heeft willen sterven, heerst en leeft.

Met veel dank aan getijdengebed en bisdom Haarlem voor het beschikbaar stellen van de tekst en de opmaak in word!

maandag 17 juli 2017

Liturgy of the Hours St Ambrose, bishop - The many prefigurations of baptism in Scripture

From the treatise "On the Mysteries" by St Ambrose, bishop

The many prefigurations of baptism in Scripture

Listen to the Apostle’s teaching: For all our fathers were under the cloud, and all passed through the sea, and were all baptized into Moses in the cloud and in the sea. Moreover, Moses himself sings in triumph You sent your Spirit and the sea covered them. As you see, holy baptism was prefigured even then at the crossing of the sea, where the Egyptians perished but the Hebrews escaped. What else, after all, are we daily taught about baptism? That with the immersion in water, guilt is swallowed up and error done away with, but that virtue and innocence remain unharmed?
  You hear that our fathers were under the cloud, a kindly cloud which cooled the heat of carnal passions. That kindly cloud overshadows those whom the Holy Spirit visits. Finally it came upon the Virgin Mary, and the Power of the Most High overshadowed her, when she conceived Redemption for the race of men. The miracle worked by Moses was a prefiguration of this miracle. But then – if the Spirit was in the figure, how can he not be present in the reality? As Scripture says, The law was given by Moses, but grace and truth came by Jesus Christ.
  Marah was a spring of unendurably bitter water: Moses threw wood into it and it became sweet. For you see: water without the preaching of the Cross of the Lord is of no use for future salvation, but, after it has been consecrated by the mystery of the wood of the saving Cross, it is made suitable for the use of the spiritual cleansing and of the cup of salvation. So as Moses (that is, the prophet) threw wood into that fountain, so the priest utters over this font the proclamation of the Lord’s cross, and the water is made sweet for the purpose of grace.
  You must not trust, then, wholly to your bodily eyes. What is not seen is in reality seen more clearly; for what we see with our eyes is temporal whereas what is eternal (and invisible to the eye) is discerned by the mind and spirit.
  There is a final lesson to be learned from the book of the Kings which we have just been reading. Naaman was a Syrian, and suffered from leprosy, and there was no-one who could cleanse him. Then a maiden from among the captives said that there was a prophet in Israel, who could cleanse him from the defilement of the leprosy. And it is said that, having taken silver and gold, Naaman went to the king of Israel. And the king, when he heard why Naaman had come, tore his garments, saying that this was an attempt to put him in the wrong, since healing leprosy was not in the power of kings. Elisha, however, sent word to the king that he should send the Syrian to him, so that he might know there was a God in Israel. And when he had come, he told him to dip himself seven times in the river Jordan.
  Naaman doubted until the time when he was cleansed; but you are cleansed by now, and so you should not have doubts.

zondag 16 juli 2017

Reportage Odiliazondag 2017

















De heer Will Hermans ontvangt uit handen van de Pastoor de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice.



Odilialof


Sint Odiliafeest op zondag 16 juli 2017

Traditiegetrouw vieren we in Sint Odiliënberg op de derde zondag van juli het Sint Odiliafeest, dit jaar dus op zondag 16 juli. Die dag is er de gebruikelijke hoogmis om 9.30 uur, met aansluitend de gelegenheid tot het vereren van de relieken. ’s Middags om 15.00 uur staat het Odilialof op het programma, met zegening van het Odiliawater en ook weer de gelegenheid tot relikwieverering. Om 17.00 uur zullen de Latijnse vespers worden gezongen. Dat heeft evenwel niet zozeer met het Sint Odiliafeest te maken, als wel met het gegeven dat dat sinds kort iedere zondag het geval is.

De derde zondag van juli is gekoppeld aan de feestdag van de H. Odilia van Keulen (18 juli), een van de gezellen van de H. Ursula die omstreeks 453 in Keulen de marteldood stierven. Dit ter onderscheiding van de andere H. Odilia (13 december), abdis van Hohenburg (Elzas), naar wie na haar dood rond 720 ook het klooster zou worden genoemd (Mont Ste. Odile oftewel Sint Odiliënberg). Van beide heiligen hebben we een afbeelding in de kerk, van eerstgenoemde een beeld, van laatstgenoemde een glas-in-loodraam. Ze zijn wel te onderscheiden, maar worden desalniettemin allebei tegen oogkwalen aangeroepen.

De relieken die we op het Sint Odiliafeest kunnen en mogen vereren betreffen die uit Keulen. Die relieken van HH. Ursula en gezellen raakten in de middeleeuwen over heel Europa verspreid. Er kwamen er ook in Roermond terecht. Vier jaar geleden werden achter een muurtje in de Munsterkerk aldaar ruim vijftig schedels en twee complete geraamtes gevonden, waarvan vermoed werd en wordt dat het om de overblijfselen van deze heiligen gaat.

Reliekenverering is terug te voeren op het vroegchristelijke gebruik om de Eucharistie op of bij de graven van de martelaren (bijvoorbeeld in de catacomben) te vieren. Toen in latere tijden op of nabij die graven kerken werden gebouwd, ontstond de gewoonten om relieken in het altaar te plaatsen, een gebruik dat in onze Kerk tot op de dag van vandaag in ere wordt gehouden (vgl. in Berg de plaats van het reliekschrijn in het altaar). Ook kent onze kerk van oudsher het gebruik om de feestdag van de desbetreffende heilige zijn/haar relieken te tonen en/of ter verering aan te bieden. Dan komt men naar voren om de reliek (gevat in een ‘theca’ of reliekhouder) te kussen. Als het om belangrijke relieken gaat (zoals in Aken, Maastricht en Susteren) wordt ook wel een zevenjaarlijkse Heiligdomsvaart gehouden, een meerdaags ‘religieus evenement’ waarin de betekenis van relieken voor ons leven op allerlei manieren wordt uitgebeeld.

Jos L’Ortye, pastoor

(“Roerecho”, donderdag 13 juli 2017, jaargang 51, nummer 28) 

zaterdag 15 juli 2017

Lezingen H. Mis 15e zondag door het jaar A

Eerste lezing (Jes. 55,10-11)
Uit de Profeet Jesaja.
“Zoals de regen en de sneeuw uit de hemel vallen
en daar pas terugkeren
wanneer zij de aarde hebben gedrenkt,
haar vruchtbaar hebben gemaakt en haar met groen hebben bedekt,
wanneer zij het zaad aan de zaaier hebben gegeven
en het brood aan wie moet eten;
zó zal het ook gaan met het woord
dat komt uit mijn mond;
het keert niet vruchteloos naar Mij terug;
het keert pas weer wanneer het mijn wil heeft volbracht
en zijn zending heeft vervuld.”

Tweede lezing (Rom. 8,18-23)
Uit de brief van de apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
ik ben ervan overtuigd,
dat het lijden van deze tijd niet opweegt
tegen de heerlijkheid
waarvan ons de openbaring te wachten staat.
Ook de schepping verlangt vurig
naar de openbaring van Gods kinderen.
Want zij is onderworpen aan een zinloos bestaan,
niet omdat zij het zelf wil,
maar door de wil van Hem,
die haar daaraan onderworpen heeft.
Maar zij is niet zonder hoop,
want ook de schepping zal verlost worden
uit de slavernij der vergankelijkheid
en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods.
Wij weten immers,
dat de hele natuur kreunt en barensweeën lijdt,
altijd door.
En niet alleen zij,
ook wij zelf,
die toch reeds de eerstelingen van de Geest hebben ontvangen,
ook wij zuchten over ons eigen lot,
zolang wij nog wachten op de verlossing van ons lichaam.

Evangelie (Mt. 13,1-23)
Op zekere dag verliet Jezus zijn huis
en ging aan de oever van het meer zitten.
Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zó talrijk,
dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen,
terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan.
Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen.
“Eens - zo begon Hij - ging een zaaier uit om te zaaien.
Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg
en de vogels kwamen het opeten.
Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken,
waar het niet veel aarde had;
het schoot snel op, omdat het in ondiepe aarde lag.
Toen de zon was opgekomen,
kreeg het te lijden van de hitte,
zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.
Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op,
zodat het verstikte.
Een ander gedeelte tenslotte viel op de goede grond
en leverde vrucht op:
deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.
Wie oren heeft, hij luistere.”
Zijn leerlingen kwamen Hem vragen:
“Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?”
Hij gaf hun ten antwoord:
“Aan u is het gegeven
de geheimen van het Rijk der hemelen te kennen,
maar aan hen is het niet gegeven.
Aan wie heeft, zal gegeven worden, en wel in overvloed;
maar wie niet heeft,
hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft.
Als Ik tot hen spreek in gelijkenissen,
dan is het omdat zij,
ofschoon zij ogen hebben, niet zien
en ofschoon zij oren hebben, niet horen of begrijpen.
Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld die aldus luidt:
Met uw oren zult gij luisteren en toch niet verstaan,
met uw ogen zult gij kijken en toch niet zien.
Want verhard is het hart van dit volk,
met hun oren luisteren ze slecht
en hun ogen doen zij dicht,
uit vrees dat zij zouden zien met hun ogen,
met hun oren zouden horen,
met hun hart zouden verstaan,
zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen.
Maar gelukkig úw ogen, omdat zij zien,
en úw oren, omdat zij horen!
Want voorwaar, Ik zeg u:
Vele profeten en rechtvaardigen hebben verlangd
te zien wat gij ziet,
maar zij hebben het niet gezien;
en te horen wat gij hoort,
maar zij hebben het niet gehoord.
Gij dan, luistert naar de gelijkenis van de zaaier:
Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort,
maar niet begrijpt,
komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart;
dat is hij die op de weg gezaaid is.
Die op rotsachtige plekken werd gezaaid,
is hij die het woord hoort
en het terstond met blijdschap opneemt:
maar hij heeft geen wortel geschoten,
hij leeft bij het ogenblik,
en als hij omwille van het woord onderdrukt of vervolgd wordt,
komt hij onmiddellijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij, die het woord wel hoort,
maar dit wordt door de zorgen van de wereld
en de begoocheling van de rijkdom verstikt
en zo blijft het zonder vrucht.
Maar die in goede aarde werd gezaaid,
is hij die het woord hoort en begrijpt
en daarom vrucht draagt;
bij de één is de opbrengst honderdvoudig,
bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.”

vrijdag 14 juli 2017

15 juli H. Bonaventura, bisschop en kerkleraar


Bonaventura werd omstreeks 1218 te Bagnoregio in Toscane geboren. Hij studeerde filosofie en theologie te Parijs en doceerde als magister deze wetenschappen aan zijn medebroeders. Als minister-generaal van de minderbroeders leidde hij zijn orde met tact en wijsheid. Na zijn verheffing tot kardinaal-bisschop van Albano stierf hij in 1274 te Lyon. Hij liet talrijke geschriften na op theologisch en wijsgerig gebied.

Uit de geschriften van de heilige Bonaventura, bisschop van Albano († 1274)

De door de heilige Geest geopenbaarde mystieke wijsheid.

Christus is de weg en de deur. Christus is de ladder en het voertuig. Hij is als het ware ‘het verzoendeksel van de ark’ (Lev. 16, 2) en het geheim dat van eeuwigheid verborgen is (vgl. Ef 3, 9). Wie zich volledig tot Hem, de grote verzoening, wendt en zijn blik op Hem richt, door in geloof, hoop en liefde, vol toewijding, bewondering en vreugde, met eerbied, woorden van lof en jubel op te zien naar Hem die aan het kruis hangt, viert met Hem het Pascha, dit is de doortocht. Met het kruis als staf trekt hij door de Rode Zee, weg van Egypte de woestijn in, om daar verborgen manna te proeven en met Christus in het graf te rusten. Daar zal hij uiterlijk zijn als een dode, maar toch horen - voor zover dit voor een pelgrim onderweg mogelijk is - wat aan het kruis gezegd werd tot de rover die zich met Christus verbonden voelde: ‘Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs’ (Lc. 23, 43).
Wil deze doortocht volkomen slagen, dan moet men alle werkzaamheid van het verstand opzij zetten, zijn innigste gevoelens van liefde geheel op God richten en er een nieuwe inhoud aan geven. Dit is evenwel een mystiek en uiterst geheim gebeuren, dat niemand kent tenzij hij die het ontvangt (vgl. Apok. 2, 17), en dat niemand ontvangt tenzij hij het verlangt, en dat niemand verlangt tenzij hij die innerlijk brandt van het vuur van de heilige Geest, die Christus naar de aarde gezonden heeft. Daarom zegt de Apostel dat deze mystieke wijsheid door de heilige Geest is geopenbaard (vgl. 1 Kor. 2, 10vv). Maar als u wilt weten hoe dit tot stand komt, ondervraag dan de genade, niet de wetenschap; het verlangen, niet het verstand; de verzuchtingen van het gebed, niet de bestudering van teksten; de bruidegom, niet de meester; God, niet de mens; de duisternis, niet de helderheid; niet het licht, maar de gloed die u volkomen in vlam zet en u met overvloedige verkwikkende middelen en de meest vurige gevoelens van liefde tot God brengt. Deze vuurgloed is immers God zelf en de haard ervan is in Jeruzalem en Christus doet hem ontvlammen door het vuur van het hevig lijden. Dit vuur kan alleen door hem echt worden opgemerkt die kan zeggen: mijn ziel wilde naar de hemel ontsnappen, mijn beenderen verkozen de dood (vgl. Job 7, 15 - Vulg.).
Wie deze dood liefheeft, kan God zien, want het is zonder twijfel waar: ‘Geen mens kan mijn gelaat zien en in leven blijven’ (Ex. 33, 20).
Laten wij dus sterven en de duisternis ingaan; laten wij het stilzwijgen opleggen aan onze zorgen, begeerten en fantasieën; laten wij met de gekruisigde Christus ‘uit deze wereld overgaan naar de Vader’ (Joh. 13, 1). Als ons dan de Vader getoond is, kunnen wij met Filippus zeggen: ‘Dat is ons genoeg’ (Joh. 14, 8). Dan kunnen wij met Paulus vernemen: ‘Gij hebt genoeg aan mijn genade’ (2 Kor. 12, 9); dan kunnen wij met David juichend uitroepen: ‘Al schieten mijn krachten en moed te kort, mijn steun en mijn erfdeel is God’ (Ps. 73 (72), 26). ‘Gezegend zij Israëls God, de Heer, in alle eeuwen die komen gaan, en heel het volk zegge: Amen’ (Ps. 106 (105), 48).