dinsdag 8 augustus 2017

Liturgia Horarum 8 augustus H. Dominicus, priester


Dominicus werd omstreeks 1170 te Caleruega in Spanje geboren. Na zijn theologische studies te Palencia werd hij kanunnik aan de kathedraal van Osma. Tegenover de dwaalleer van de Albigenzen werkte hij met succes voor het behoud van het geloof door middel van de prediking en een voorbeeldig leven. Daartoe trok hij ook anderen aan en stichtte hij de orde der predikbroeders. Hij stierf te Bologna op 6 augustus 1221.
 

Uit verschillende geschriften over de geschiedenis van de orde der predikbroeders

Hij sprak met God of over God.


Dominicus was een man van zulk een eerbare levenswandel en hij werd gedreven door zo’n vurige ijver voor God dat men hem zonder enige twijfel een waarachtig vat van deugd en van genade mag noemen. Hij bezat een grote gelijkmoedigheid die slechts verstoord raakte, wanneer hij ontroerd werd door gevoelens van ontferming en barmhartigheid. Zoals blijdschap van hart ook het gelaat blij maakt, zo getuigden zijn welwillend uiterlijk en vriendelijk gelaat van innerlijke rust en vrede.

Waar Dominicus ook was, overal toonde hij zich in woord en daad een man van het evangelie. Overdag was niemand beminnelijker en opgewekter in de omgang met broeders en metgezellen, ’s nachts niemand meer volhardend in waken en bidden. Behalve met God, in het gebed, en over God, sprak hij weinig; hij raadde dit ook zijn broeders aan. Hij had de gewoonte God bovenal te smeken hem een waarachtige liefde te schenken om zich te wijden aan het heil van de mensen. Want hij meende pas werkelijk een lidmaat van Christus te zijn, wanneer hij zich met alle kracht zou inspannen om de zielen van de mensen te winnen. Daarin nam hij de Heer Jezus Christus, ons aller Verlosser, ten voorbeeld, die zich geheel voor ons heil heeft geofferd. Voor dit werk stichtte hij de orde der predikbroeders zoals de Voorzienigheid het had voorbeschikt.

Menigmaal spoorde hij de ordebroeders in woord en geschrift aan vlijtig te lezen in het Nieuwe en Oude Testament. Hijzelf droeg altijd het evangelie van Matteüs en de brieven van Paulus bij zich. Door deze met grote toeleg te bestuderen kende hij ze bijna geheel van buiten.

Twee- of driemaal werd hij tot bisschop gekozen, maar hij weigerde iedere keer, want hij wilde liever met zijn broeders in armoede leven dan, waar dan ook, het bisschopsambt bekleden. Het sieraad der maagdelijkheid bewaarde hij onbevlekt tot het einde toe. Hij verlangde gegeseld te worden en wenste zelfs voor het geloof in Christus in stukken gehouwen te worden en te sterven.

Gregorius IX getuigde van hem: ‘Ik heb een man gekend die geheel volgens de apostolische regel leefde; hij deelt in de hemel zonder twijfel in de heerlijkheid der apostelen.’